Op 31 maart 2023 werd het vonnis gepubliceerd dat de Rechtbank Noord-Nederland heeft gewezen in een kort geding procedure tegen de Belastingdienst. In deze zaak werd gevorderd dat de Belastingdienst zou worden veroordeeld tot medewerking aan een buitengerechtelijk crediteurenakkoord.
Eiser in deze zaak was DermaClinic B.V. Deze onderneming is in financiële problemen geraakt en probeert een faillissement te voorkomen door op verschillende manieren te herstructureren. Er is besloten tot sanering van de bestaande schuldenlast door middel van een buitengerechtelijk crediteurenakkoord. Tegelijkertijd was het de bedoeling dat de lopende kosten zodanig werden gesaneerd dat de cashflow op termijn weer positief zou worden. Vervolgens zou de onderneming van DermaClinic worden samengevoegd met een andere onderneming.
Nadat het door DermaClinic aangeboden akkoord was aanvaard door haar concurrente crediteuren, heeft DermaClinic een verzoek tot gedeeltelijke kwijtschelding van belastingschulden ingediend bij de Belastingdienst. Aan de Belastingdienst werd hetzelfde percentage aangeboden, te weten 16,4%. De Belastingdienst stemt hier echter niet mee in. DermaClinic stelt zich op het standpunt dat de Belastingdienst daarmee misbruik maakt van zijn bevoegdheid.
De voorzieningenrechter overweegt dat terughoudendheid geboden is bij vorderingen tot medewerking aan een buitengerechtelijk akkoord. Slechts onder zeer bijzondere omstandigheden kan sprake zijn van een daartoe strekkend bevel aan een schuldeiser. Het is aan DermaClinic om aannemelijk te maken dat de Belastingdienst in redelijkheid niet tot weigering van instemming met het akkoord heeft kunnen komen.
De Belastingdienst heeft de weigering gegrond op een interne beleidsregel, de Tijdelijke instructie saneringen. Daarin worden diverse voorwaarden gesteld voor instemming met een buitengerechtelijk akkoord. Onder meer is een eis dat de onderneming na sanering levensvatbaar is. De levensvatbaarheid wordt verondersteld wanneer op dat punt een positieve verklaring van een accountant wordt overgelegd. Dat heeft DermaClinic gedaan maar omdat er 'omvangrijke fiscale belangen' zijn, stond het de Belastingdienst vrij om de levensvatbaarheid nader te onderzoeken. Vervolgens kwam er een kink in de kabel.
De eis van levensvatbaarheid moet namelijk zo worden uitgelegd dat de onderneming na sanering zelfstandig levensvatbaar moet zijn. Daarvan lijkt bij DermaClinic geen sprake te zijn nu het de bedoeling is dat de onderneming na sanering wordt samengevoegd met een andere onderneming. DermaClinic zal dus niet als zelfstandige entiteit blijven bestaan. Om deze reden heeft de Belastingdienst medewerking aan het buitengerechtelijk akkoord geweigerd.
DermaClinic heeft hier nog tegen ingebracht dat de Belastingdienst het vertrouwensbeginsel heeft geschonden. De Belastingdienst zou al veel eerder hebben geweten van de geplande bedrijfsovername maar daar nooit eerder een punt van hebben gemaakt. De Belastingdienst heeft echter onweersproken gesteld dat zij pas bij het indienen van het kwijtscheldingsverzoek over het volledige dossier beschikte zodat toen pas een voldragen oordeel kon worden gegeven.
Tot slot voert DermaClinic nog aan dat de weigering van de Belastingdienst verstrekkende gevolgen zal hebben voor haar onderneming en dat de crediteuren bij een faillissement minder zullen ontvangen dan bij het aangeboden buitengerechtelijke akkoord. Dit maakt echter nog niet dat de Belastingdienst misbruik van recht maakt door medewerking aan het akkoord te weigeren.
De voorzieningenrechter komt dus tot de conclusie dat de Belastingdienst niet kan worden gedwongen om in te stemmen met het buitengerechtelijk akkoord. De vorderingen van DermaClinic worden afgewezen.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd op INS Updates van Boom Uitgevers Juridisch
Read more about: