0%

Published on: 29 Sep 2015

Beëindiging arbeidsovereenkomst door faillissement: is bezwaar mogelijk?

Beëindiging arbeidsovereenkomst door faillissement:  is bezwaar mogelijk?
In geval van een faillissement zal de curator de arbeidsovereenkomsten met de werknemers opzeggen. Hiervoor heeft hij geen toestemming nodig van het UWV. Kun je als werknemer bezwaar aantekenen tegen het faillissement en daarmee ook de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de curator? In de uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 17 september 2015 (ECLI:NL:GHARL:2015:6884) komt deze vraag aan de orde. Een werkgever kan failliet verklaard worden op basis van een eigen aangifte. Dat betekent dat niet één van zijn schuldeisers, maar de werkgever zélf het faillissement initieert. Het doen van (eigen) aangifte tot faillietverklaring kan misbruik van bevoegdheid in de zin van artikel 3:13 BW opleveren, indien deze bevoegdheid gebruikt wordt voor een ander doel dan waarvoor zij is verleend. Werknemers voeren in deze procedure het volgende aan. De directe aanleiding voor de eigen aanvraag van het faillissement door werkgever was het feit,  dat de voorgenomen ontslagaanvragen bij het UWV gedeeltelijk werden geblokkeerd door de ziekmelding van één van de werknemers. Daarmee heeft de werkgever de verdenking op zich geladen, dat de aanvraag van het faillissement (enkel en alleen) is ingegeven met het vooropgezette doel om zich te ontdoen van twee van haar oudste medewerkers. Door het faillissement van werkgever eindigt immers de voor de werknemers het bij het UWV ingezette ontslagtraject, met als gevolg dat werknemers de bescherming die het arbeidsrecht hen in die situatie had geboden, is ontnomen. Werkgever stelde dat zij niet langer meer kon voldoen aan haar betalingsverplichtingen nu zij niet langer in staat was de verliezen aan te zuiveren, zoals eerder wel gebeurde. Daarbij heeft werkgever gewezen op de jaarrekeningen uit de afgelopen jaren. Werknemers betwisten echter deze stelling met verwijzing naar stukken waaruit blijkt dat werkgever wel degelijk in 2014 en 2015 omzet heeft genereerd. Ook de curator heeft bij de stelling dat er geen omzet meer werd gemaakt in het faillissementsverslag vraagtekens geplaatst. De curator noemt het in zijn brief van 31 augustus 2015 “opmerkelijk” dat er op basis van de administratie door werkgever in 2014 en 2014 geen omzet is gerealiseerd, terwijl er in de andere vennootschappen uit het concern wél omzet is gegenereerd. Het Gerechtshof vindt bij haar beoordeling van belang, dat vast is komen te staan dat er binnen het concern kennelijk wel middelen waren om 4 van de werknemers een tijdelijke arbeidsovereenkomst binnen de andere vennootschappen aan te bieden. De bezwaren die werkgever ten aanzien van een aantal werknemers heeft ingebracht, zien voornamelijk op hun functioneren (en dus niet op de slechte financiële situatie waarin werkgever zou verkeren) en versterkt het oordeel dat werkgever haar faillissement heeft aangevraagd met het enkele doel de arbeidsovereenkomst zonder tussenkomst van het UWV te beëindigen. Dit alles brengt het Hof tot het oordeel dat werkgever misbruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om haar eigen faillissement aan te vragen. Het hoger beroep slaagt daarmee. Het verzet tegen de faillietverklaring zal gegrond worden verklaard en het oorspronkelijke verzoek tot faillietverklaring zal worden afgewezen. Dat betekent per saldo dat er geen sprake is van een faillissementsituatie, en de werknemers nog steeds in dienst zijn van de (niet langer failliete) werkgever. Ingevolge artikel 15, lid 3 Faillissementswet stelt het Hof de faillissementskosten en het salaris van de curator vast. Het Hof zal de faillissementskosten ten laste van werkgever brengen. Deze uitspraak leert, dat het opkomen door werknemer tegen een eigen faillissementsaanvraag door de werkgever niet kansloos is. Anders dan wel eens gesteld wordt, is hier dan ook niet op voorhand sprake van een dode letter in de wet. De vraag doet zich vervolgens natuurlijk wel voor in hoeverre de werkgever, die stelt geen inkomsten meer te genereren, in staat en bereid is de salarisverplichtingen voor de betreffende werknemers alsnog met terugwerkende kracht te voldoen.  Met andere woorden: schieten de werknemer met dit oordeel van het Gerechtshof in de praktijk iets op? Immers, in een faillissementssituatie ontvangen de werknemers in het kader van de loongarantieregeling nog gedurende de opzegtermijn hun salaris, en kunnen zij geheel of gedeeltelijk hun achterstallige loonvorderingen ten gelde maken. In de thans ontstane situatie moeten de werknemers trachten hun salaris betaald te krijgen van een werkgever die eerder heeft gesteld over onvoldoende financiële middelen te beschikken. Hof Arnhem-Leeuwarden van 17 september 2015 (ECLI:NL:GHARL:2015:6884)

AVVR

Team

Tags

Date

29 Sep 2015