Naar aanleiding van een aantal uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap over de wijze waarop “de richtlijn betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd” moet worden uitgelegd, is een wijziging van een aantal bepalingen in het Burgerlijk Wetboek over vakantie-aanspraken van de werknemer noodzakelijk. Daarom is er inmiddels een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend.
Het gaat hier om wijzigingen ten aanzien van de opbouw van vakantie bij ziekte, het opnemen van vakantie bij ziekte en de vervaltermijn. Een toelichting:
Opbouw van vakantierechten
De huidige wet bepaalt dat een werknemer die langdurig geen arbeid verricht wegens ziekte alleen vakantie-aanspraken opbouwt over de laatste zes maanden van de ziekteperiode. Een werknemer die wegens ziekte slechts gedeeltelijk de bedongen arbeid verricht, bouwt alleen vakantie-aanspraken op over de tijd dat hij daadwerkelijk arbeid verricht.
In het wetsvoorstel wordt de beperkte opbouw van minimum vakantierechten voor gedeeltelijk en volledig zieke werknemers geschrapt. Hierdoor krijgen zieke werknemers dezelfde aanspraken op het minimum aan vakantiedagen als gezonde werknemers (“minimum vakantiedagen”). Dit betreft tenminste viermaal de overeengekomen arbeidsduur per week. Oftewel, bij een fulltime dienstverband 20 dagen per jaar. Voor de opbouw van bovenwettelijke vakantie-aanspraken, dus alle vakantiedagen boven de hiervoor genoemde 20 uitgaande van een fulltime dienstverband, die in een individuele of collectieve overeenkomst worden overeengekomen, kan hiervan worden afgeweken ten nadele van de werknemer.
Opnemen van vakantie bij ziekte
De huidige wet bepaalt, dat de werkgever verplicht is de werknemer ieder jaar in de gelegenheid te stellen zijn wettelijke vakantie-aanspraken op te nemen (20 dagen bij fulltime-dienstverband). De werknemer is echter niet verplicht om vakantie op te nemen. Wel geldt een verjaringstermijn van 5 jaar voor een rechtsvordering tot toekenning van vakantie.
In het wetsvoorstel staat tegenover een volledige opbouw van vakantiedagen tijdens ziekte dat ook het volledig aantal vakantiedagen wordt opgenomen. Werknemers die geheel arbeidsongeschikt zijn voor de bedongen arbeid zijn in beginsel verplicht andere passende werkzaamheden te verrichten of mee te werken aan reïntegratie (bijvoorbeeld het volgen van een bepaalde behandeling gericht op herstel, terwijl de werknemer daarnaast niet in staat is (andere passende) werkzaamheden te verrichten).
Voor deze zieke werknemer heeft vakantie hetzelfde doel als voor gezonde werknemers, namelijk herstel. In het wetsvoorstel moet de zieke werknemer die tijdelijk wil worden vrijgesteld van zijn verplichtingen tot het verrichten van passende werkzaamheden of reïntegratie hiervoor vakantie opnemen. Hiervoor geldt ten aanzien van de minimum vakantie, dat de vakantiedagen voor de gehele arbeidsduur en niet alleen voor de uren dat daadwerkelijk arbeid wordt verricht in mindering worden gebracht op de minimum vakantie-aanspraken. Dit betekent concreet dat een medewerker met een contract voor 40 uren per week, die gedurende 20 uren per week zijn eigen dan wel passende arbeid verricht 15 vakantiedagen moet opnemen, als hij drie weken op vakantie gaat.
Vervaltermijn
Om te bevorderen dat alle, dus zowel gezonde als reïntegrerende werknemers in het belang van hun veiligheid en gezondheid daadwerkelijk met regelmaat en tijdig herstellen door vakantie op te nemen, is in het wetsvoorstel een vervaltermijn van 6 maanden voorgesteld voor de minimum vakantiedagen. Concreet betekent dit dat alle werknemers binnen 6 maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de minimum aanspraak is verworven hun resterende minimum vakantie-aanspraken moeten opnemen. Gebeurt dit niet, dan vervalt de aanspraak.
Hierop bestaat wettelijk gezien één uitzondering, namelijk indien de werknemer tot aan dat tijdstip redelijkerwijs niet in staat is geweest vakantie op te nemen. Volgens de toelichting op het wetsvoorstel gaat het hierbij om situaties dat de werknemer gedurende het gehele opbouwjaar en de daarop volgende 6 maanden om medische redenen of in verband met andere bijzondere omstandigheden niet in staat is geweest zijn minimum vakantierecht te benutten. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is bijvoorbeeld sprake als het door toedoen van de werkgever niet mogelijk is geweest (voldoende) vakantie op te nemen. Ook zal dit het geval zijn bij langdurig zieke werknemers voor wie geen enkele mogelijkheid bestaat om naar arbeid terug te keren en om die reden zijn vrijgesteld van reïntegratieverplichtingen.
Dit betekent dat aan werknemers voor wie geen enkele mogelijkheid bestaat naar arbeid terug te keren, de resterende minimum vakantie-aanspraken bij beëindiging van de dienstbetrekking alsnog zal moeten worden uitbetaald. Het doel van de beperkte opbouw in de huidige wetgeving was, om een opeenstapeling van vakantie-aanspraken bij langdurige arbeidsongeschiktheid te voorkomen en de aan ziekte en arbeidsongeschiktheid verbonden kosten voor het bedrijfsleven te beperken.
Nu in de toelichting op het wetsvoorstel expliciet is opgenomen dat het vervalbeding niet van toepassing is als een werknemer de minimum vakantie-aanspraken niet kan opnemen wegens volledige arbeidsongeschiktheid zonder reïntegratieverplichtingen, worden de vakantie-aanspraken alsnog opeengestapeld. Bij langdurig zieke werknemers voor wie geen mogelijkheid bestaat naar arbeid terug te keren, leidt dit bij einde dienstverband tot een forse verhoging van de vergoeding terzake niet opgenomen vakantiedagen.
Overigens is het mogelijk op individueel niveau of CAO-niveau maatwerkafspraken te maken ten aanzien van de vervaltermijn, als zij maar ten gunste van de werknemer zijn.
Overgangsrecht
De vervaltermijn is van toepassing op minimum vakantiedagen die vanaf de datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel worden opgebouwd. De voor de datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel opgebouwde minimum vakantierechten vallen niet onder de vervaltermijn. Daarvoor blijft enkel de verjaringstermijn van 5 jaar gelden. Aangezien voor de bepalingen ten aanzien van de opbouw en de opname van vakantiedagen geen overgangsrecht geldt, zal per datum inwerkingtreding van de wet volledige opbouw en volledige opname moeten plaatsvinden.
Inwerkingtreding
Het wetsvoorstel is op 27 augustus 2010 aan de Tweede Kamer gezonden. Zodra het wetsvoorstel wet wordt, kunt u dat uiteraard op onze website lezen.
Het verdient aanbeveling in de arbeidsovereenkomst bepalingen op te nemen omtrent opbouw en opname van bovenwettelijke vakantie-aanspraken, waarbij u alvast kunt anticiperen op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Wij adviseren u desgewenst graag nader op dat punt.