In de bestuursrechtelijke praktijk wordt met enige regelmaat luidkeels de spreuk verkondigd dat wie het meerdere mag, ook het minder mag. Niet in de onderhavige zaak, waarbij de aanvrager om nadeelcompensatie verder gaat en denkt dat de brutalen de halve wereld hebben.
Een eigenaar van een levensmiddelenwinkel vanaf 1 mei 2006 dient een verzoek in om nadeelcompensatie. De eigenaar stelt omzetschade te hebben geleden als gevolg van de bouw van de parkeergarage onder het kantoorgebouw en de herinrichting van het Damsterdiep tussen de Steentilbrug en de Petruscampersingel te Groningen.
Ingevolge artikel 2 lid 1 van de Nadeelcompensatieverordening Damsterdiepgarage gemeente Groningen 2007 kennen burgemeester en wethouders van Groningen, op verzoek van degene die nadeel heeft geleden als gevolg van de feitelijke uitvoering van het project, nadeelcompensatie toe naar billijkheid, voor zover de schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijner laste behoort te blijven en voor zover vergoeding van het nadeel niet anderszins verzekerd is. Ingevolge artikel 5 lid 1 van diezelfde verordening kunnen burgemeester en wethouders op verzoek, de adviescommissie gehoord, een voorschot op nadeelcompensatie toekennen wanneer verzoeker een spoedeisend belang bij toekenning heeft. Een voorschot wordt slechts verleend indien redelijkerwijs te verwachten valt dat verzoeker in aanmerking komt voor nadeelcompensatie.
Aangezien redelijkerwijs te verwachten valt dat de eigenaar in aanmerking komt voor nadeelcompensatie wordt aan de eigenaar door burgemeester en wethouders van Groningen conform de nadeelcompensatieverordening Damsterdiepgarage gemeente Groningen 2007 een voorschot toegekend van € 5.000,00.
Bij besluit van 18 mei 2010 wordt het verzoek om nadeelcompensatie echter afgewezen en daarbij bepaald dat het verleende voorschot niet wordt teruggevorderd. Burgemeester en wethouders stellen daartoe dat de eigenaar ten tijde van de koop van de winkel wist of redelijkerwijs kon weten dat de winkel door de bouwwerkzaamheden ten behoeve van het project voor langere tijd slechts bereikbaar zou zijn met een nadelige invloed op de omzet, zodat hij het risico van het nadeel heeft aanvaard. De eigenaar is het daarmee oneens en maakt bezwaar. Dat bezwaar wordt ongegrond verklaard, evenals het beroep bij de rechtbank Groningen. Derhalve stelt de eigenaar hoger beroep in bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling).
De eigenaar betoogt in hoger beroep, voor zover thans relevant, dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij aan een gesprek met een ambtenaar van de gemeente en een door burgemeester en wethouders verleend voorschot niet het gerechtvaardigd vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat het verzoek om nadeelcompensatie zou worden toegewezen, hoewel het voor de ambtenaar en burgemeester en wethouders, gezien de datum waarop hij de winkel heeft gekocht, duidelijk was dat hij geen aanspraak op nadeelcompensatie had.
De Afdeling overweegt dat de overweging van de rechtbank, dat de ambtenaar tijdens dat gesprek slechts algemene informatie over de verwachte duur van de werkzaamheden en de mogelijkheden voor nadeelcompensatie heeft verstrekt, in hoger beroep niet bestreden is. Voor zover de ambtenaar tijdens dat gesprek al wist dat de eigenaar de winkel op 1 mei 2006 heeft gekocht, maar bij die gelegenheid niet kenbaar heeft gemaakt dat dit, gelet op artikel 2 lid 1 van de verordening, tot afwijzing van het verzoek om nadeelcompensatie kan leiden, brengt dat niet met zich dat de eigenaar aan dat gesprek het gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen dat burgemeester en wethouders dat verzoek zouden toewijzen, ondanks dat het gestelde nadeel ten tijde van de investeringsbeslissing voorzienbaar was. Voorts vloeit uit het bepaalde in artikel 5 lid 2 van de verordening voort dat de eigenaar ook aan de verlening van een voorschot niet het gerechtvaardigde vertrouwen kon ontlenen dat aanspraak op nadeelcompensatie bestaat.
Naschrift
Deze uitspraak bezien vraag ik mij af waarom burgemeester en wethouders hebben besloten het voorschot niet terug te vorderen. Als de eigenaar geen recht heeft op nadeelcompensatie, dan geldt dat ook voor het toegekende voorschot. Laat ik het maar voor houden dat burgemeester en wethouders coulant wilden zijn. Dat de eigenaar desondanks bezwaar heeft gemaakt, is uitermate brutaal, zeker gelet op zijn stelling dat al aanstonds duidelijk was dat hij geen aanspraak kon maken op nadeelcompensatie, maar dit wil niet zeggen dat hij daarmee ook het risico heeft genomen dat het voorschot alsnog zou worden teruggevorderd. Zouden burgemeester en wethouders dit besluit in bezwaar hebben genomen, dan zou namelijk sprake zijn geweest van een reformatio in peius, oftewel dat de indiener van een bezwaarschrift in een slechtere situatie komt te verkeren enkel vanwege de indiening van dat bezwaarschrift. Dat is niet toegestaan.