Het Wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het Bouwen (hierna: ‘Wetsvoorstel Wkb’) is op 21 februari 2017 door de Tweede Kamer aangenomen. Het Wetsvoorstel Wkb ligt nu al een tijdje voor bij de Eerste Kamer. Wat wordt er geregeld in dit wetsvoorstel en wat is de status quo?
Achtergrond Wetsvoorstel Wkb
Er zijn diverse redenen c.q. ontwikkelingen in de bouwsector die hebben geleid tot een grotere behoefte aan kwaliteitsverbetering. Zo zijn de eisen gestegen die maatschappelijk en ook door opdrachtgevers aan de bouwkwaliteit worden gesteld. Versnippering van het bouwproces door het aantrekken van steeds meer onderaannemers in het proces heeft geleid tot onder andere afstemmingsproblemen en daardoor: onduidelijkheid wie uiteindelijk toeziet op de integrale bouwkwaliteit van het totale werk. De toegenomen complexiteit van het bouwproces door de strengere eisen aan bouwwerken, de grotere behoefte aan comfort van de eindgebruikers, maar ook de inkrimping van de overheid wegens bezuinigingen hebben een grote rol gespeeld bij het ontstaan van het Wetsvoorstel Wkb. Het Wetsvoorstel Wkb strekt tot verbetering van de bouwkwaliteit door enerzijds de privaatrechtelijke positie van de opdrachtgever te verbeteren en anderzijds door een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor bouwwerken te introduceren. Deze twee speerpunten zijn al vanaf de eeuwwisseling onderwerp van discussie in de politiek. Door de economische ontwikkelingen zijn deze plannen even op een laag pitje komen te staan. Rond 2014 zijn deze onderwerpen weer opgepakt en in de Tweede Kamer aan bod gekomen. Aanvankelijk was het de bedoeling de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen per 1 januari 2018 gefaseerd in te laten treden. Toen er tijdens een plenair debat op 4 juli 2017 bezwaren werden geuit rondom de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel, heeft de minister toegezegd het Wetsvoorstel Wkb eerst per 1 januari 2019 in te zullen voeren. De stemming in de Eerste Kamer is op 11 juli 2017 tot nader order uitgesteld. Hoe snel één en ander weer zal worden opgepakt is de vraag.Wat verandert er?
Op dit moment geldt er een preventieve toetsing door de gemeente aan bouwtechnische voorschriften, waaronder het Bouwbesluit, bestemmingsplan, welstand, etc. Verder ziet de gemeente toe op de uitvoering volgens de verleende vergunning. De toets door de gemeente aan het Bouwbesluit komt te vervallen. In de plaats daarvan zal de gemeente beoordelen of het door de aanvrager opgegeven ‘instrument voor kwaliteitsborging’ (systeem van toetsing van ontwerp en controle op uitvoering van een bouwwerk) en de geïntroduceerde kwaliteitsborger toegelaten zijn. De rol van de gemeente in het nieuwe stelsel is dus vele malen beperkter, nu de verantwoordelijkheid van het voldoen aan de bouwvoorschriften in het nieuwe stelsel bij de private partijen wordt neergelegd. Vooruitlopend op de invoering van de nieuwe wet worden er in de praktijk al meerdere instrumenten verder ontwikkeld en middels pilots uitgeprobeerd. Voorts wordt de positie van de opdrachtgever versterkt. De aannemer wordt eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van het bouwwerk. Bij de oplevering van het bouwwerk moet de aannemer voortaan aantonen dat aan de vereiste voorschriften is voldaan. In het kader van de versterking van de positie van de opdrachtgever zullen wijzigingen doorgevoerd moeten worden in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Zo wordt bijvoorbeeld aan artikel 758 een lid toegevoegd, luidende:“4. In afwijking van het derde lid, is bij aanneming van bouwwerken de aannemer aansprakelijk voor gebreken die bij de oplevering van het werk niet zijn ontdekt, tenzij deze gebreken niet aan de aannemer zijn toe te rekenen. Van dit lid kan niet ten nadele van de opdrachtgever worden afgeweken, voor zover de opdrachtgever een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. In andere gevallen kan van dit lid alleen ten nadele van de opdrachtgever worden afgeweken, indien dit uitdrukkelijk in de overeenkomst is opgenomen.”
Voorts regelt het Wetsvoorstel Wkb dat de aannemer de opdrachtgever informeert óf en zo ja op welke wijze de aannemer door een verzekering dan wel op andere wijze de risico’s voor opdrachtgever (bijv. schade wegens niet nakoming, gebreken die na oplevering aan het licht treden etc.) heeft afgedekt. Verder wordt het opschortingsrecht van de particuliere opdrachtgever waarbij 5% van de aanneemsom kan worden ingehouden op de laatste termijn aangescherpt in die zin dat de opdrachtgever door aannemer expliciet in de gelegenheid gesteld dient te worden om gebruik te kunnen maken van deze opschortingsbevoegdheid.