0%

Gepubliceerd op: 18 Apr 2011

Weigering vergunning: een normaal ondernemersrisico?

Ingeval om nadeelcompensatie wordt verzocht, is er alleen aanspraak op vergoeding indien de schade moet worden aangemerkt als buiten het normaal maatschappelijk risico vallende schade. Bij het normaal maatschappelijk risico gaat het onder meer om algemene maatschappelijke ontwikkelingen en nadelen waarmee degenen die daardoor worden geraakt rekening moeten houden, ook al bestaat geen zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop deze zich zal concretiseren en de omvang van de nadelen die daaruit eventueel zullen voortvloeien. Hoe groot het normaal maatschappelijk risico is, moet worden bepaald met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval, waaronder de aard van het gesteld schadeveroorzakend besluit. Ingeval het om ondernemers gaat, wordt het normaal maatschappelijk risico ook wel aangeduid als normaal ondernemersrisico.

Een standplaatshouder heeft gedurende een aantal jaren van burgemeester en wethouders van Winterswijk een vergunning verkregen voor het innemen van een standplaats met een mobiel verkooppunt op de Markt te Winterswijk tijdens het jaarlijkse Volksfeest. Bij brief van 21 januari 2009 verzoekt de standplaatshouder burgemeester en wethouders hem voor het Volksfeest 2009 wederom een standplaatsvergunning te verlenen. Bij besluit van 5 augustus 2009 wordt deze vergunning geweigerd. Een week later verlenen de burgemeester en burgemeester en wethouders aan de Vereeniging Volksfeest Winterswijk een evenementenvergunning, onder meer voor de locatie Markt, voor het organiseren van diverse activiteiten in het kader van het Volksfeest 2009.

De standplaatshouder maakt bezwaar tegen beide besluiten, waarbij hij zich onder meer op het standpunt stelt financieel te zijn gedupeerd door de weigering hem een standplaatsvergunning te verlenen. Volgens de standplaatshouder is hem ten onrechte geen nadeelcompensatie geboden. Alhoewel de standplaatshouders in bezwaar omzetgegevens overlegt, worden de bezwaren ongegrond verklaard. Daarop stelt de standplaatshouder beroep in bij de rechtbank te Zutphen (hierna: de rechtbank).

De rechtbank overweegt dat er naar vaste jurisprudentie na het verlenen van een algemene evenementenvergunning geen ruimte meer is voor de verlening van vergunningen krachtens enige gemeentelijke verordening binnen de naar tijd en ruimte begrensde omvang zoals vermeld in de evenementenvergunning. De verkrijger van die vergunning geeft, zonder nadere gemeentelijke bemoeienis, binnen de in de vergunning aangegeven grenzen op privaatrechtelijke grondslag nader invulling aan het evenement. Degenen met wie de vergunninghouder tot overeenstemming komt over het ontplooien van toegestane activiteiten, behoeven daarvoor geen vergunning.

Gelet hierop moet worden geoordeeld dat burgemeester en wethouders zich terecht op het standpunt hebben gesteld dat er na verlening van de betreffende evenementenvergunning geen ruimte is of zal zijn voor verlening van de door de standplaatshouder gewenste standplaatsvergunning op het evenemententerrein zelf. De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester en burgemeester en wethouders het algemeen belang van de Winterswijkse gemeenschap bij het jaarlijkse Volksfeest zwaarder mogen laten wegen dan het belang van de standplaatshouder bij een standplaats op de Markt, zeker nu de standplaatshouder om hem moverende redenen geen gebruik heeft willen maken van een aan de standplaatshouder aangeboden alternatieve locatie voor een standplaats op een locatie waar eveneens activiteiten zouden plaatsvinden, terwijl de standplaatshouder zich voorts heeft kunnen wenden tot de Vereeniging Volksfeest voor een standplaats op het evenemententerrein.

De rechtbank overweegt verder, gelet op alle feiten en omstandigheden, dat burgemeester en wethouders niet gehouden zijn de gederfde omzet van de standplaatshouder, als gevolg van het niet verlenen van een standplaatsvergunning, geheel of gedeeltelijk te compenseren. Vaststaat dat voor het innemen van een standplaats een vergunning van burgemeester en wethouders vereist is. Naar het oordeel van de rechtbank behoort het in beginsel tot het normale ondernemersrisico, dat op enig moment een dergelijke vergunning niet wordt verleend. Daarbij is van belang dat de standplaatshouder al in de loop van 2008 op de hoogte was van het feit dat de kermis verplaatst zou worden naar het centrum en de mogelijke gevolgen die dit voor hem zou kunnen hebben. Voorts neemt de rechtbank daarbij in overweging dat aan de standplaatshouder een alternatieve locatie is aangeboden, die hij niet heeft geaccepteerd.

LJN BQ1265, Rechtbank Zutphen d.d. 11 augustus 2010

Datum

18 Apr 2011