0%

Gepubliceerd op: 26 Jul 2017

Wat zijn de voordelen van een pandrecht op roerende zaken?

Wat zijn de voordelen van een pandrecht op roerende zaken?
Wanneer mag de pandhouder overgaan tot parate executie? Hoe moet de pandhouder roerende zaken verkopen? Wat als de pandgever failliet gaat? Deze vragen worden beantwoord in deze bijdrage.

Wat zijn de voordelen van een pandrecht op roerende zaken?

Een pandhouder (schuldeiser) kan zich de tijd en kosten (en ergernis) van een gang naar de rechter besparen wanneer hij niet wordt betaald door zijn pandgever (schuldenaar). Een pandhouder heeft namelijk het recht van parate executie. Dit houdt in dat hij zich op de goederen van de pandgever kan verhalen zonder dat hij daarvoor eerst naar de rechter moet. Concreet betekent dit dat de pandhouder de goederen van de pandgever kan verkopen en de opbrengst ervan mag houden. Op die manier kan de pandhouder er zelf voor zorgen dat hij alsnog betaald krijgt. Een pandrecht geeft een schuldeiser (de pandhouder) dus extra zekerheid dat zijn schuldenaar (de pandgever) hem zal betalen. Dat werkt als volgt.

Wanneer mag de pandhouder overgaan tot parate executie?

De pandhouder mag overgaan tot parate executie wanneer de pandgever tegenover hem in verzuim is. Dat is het geval wanneer de pandgever ook nadat hij schriftelijk is aangemaand niet aan zijn verplichtingen jegens de pandhouder voldoet. Een pandhouder die tot verkoop wil overgaan is verplicht dat ten minste 3 dagen van tevoren schriftelijk aan de pandgever te melden. In die aanzegging moet de pandhouder zo nauwkeurig mogelijk vermelden welk bedrag de pandgever aan hem verschuldigd is. De pandhouder moet de pandhouder dus nog een laatste kans geven om de verkoop te voorkomen. Doet hij dat niet en lijdt de pandgever daardoor schade, dan kan de pandhouder voor die schade aansprakelijk zijn.

Hoe moet de pandhouder roerende zaken verkopen?

Hoofdregel De hoofdregel is dat de pandhouder openbaar moet verkopen “naar plaatselijke gewoonten en op de gebruikelijke voorwaarden”. Dat betekent in de praktijk dat er een veiling moet worden gehouden ten overstaan van een deurwaarder of een notaris. Uitzondering Het is ook mogelijk dat de pandhouder en de pandgever een “afwijkende wijze van executie” overeenkomen. De pandhouder kan met de pandgever afspreken dat de verpande goederen niet op een veiling maar op een andere manier worden verkocht. Dat is met name interessant wanneer wordt verwacht dat de verpande goederen op een veiling (te) weinig zullen opbrengen.

Voorbeeld Een partij kleding wordt verkocht op een veiling. Daarbij worden er vaak slechts kiloprijzen gerealiseerd met als gevolg dat de opbrengst laag is. Als er een pandrecht is gevestigd op de voorraden van een kledingwinkel, is het dus interessant om af te spreken dat de verpande voorraad kleding wordt verkocht door middel van een uitverkoop in de winkel. Op die manier kan waarschijnlijk een (veel) hogere opbrengst worden gerealiseerd.  

2 punten van aandacht hierbij:
  1. Dit soort afspraken mag pas worden gemaakt op het moment dat de pandgever in verzuim verkeert. Wordt de afspraak te vroeg gemaakt, dan heeft dat tot gevolg dat de verkoop niet kwalificeert als “executieverkoop”. De pandhouder mag zich dan niet op de opbrengst verhalen.
  2. Het is belangrijk dat de “afwijkende wijze van executie” goed wordt vastgelegd. Gebeurt dat niet, dan loopt de pandhouder eveneens het risico dat de verkoop niet kwalificeert als “executieverkoop” zodat hij zich niet op de opbrengst mag verhalen. Het gaat bijvoorbeeld mis wanneer de pandhouder volstaat met het geven van toestemming aan de pandhouder om de verpande zaken zelf te verkopen[1] of wanneer de pandhouder afstand doet van zijn pandrecht op voorwaarde dat de opbrengst wordt betaald op zijn bankrekening[2].

Wat als de pandgever failliet gaat?

Het andere grote voordeel dat een pandhouder heeft ten opzichte van andere schuldeisers is dat hij zich kan opstellen als separatist. Dat betekent concreet dat de pandhouder zijn rechten ook kan uitoefenen wanneer de pandgever failliet gaat of in de schuldsanering terecht komt. De pandhouder hoeft zich niets aan te trekken van het faillissement of de schuldsanering. Hij hoeft zijn vordering niet ter verificatie in te dienen bij de curator. Terwijl het voor andere schuldeisers pas aan het einde van het faillissement duidelijk wordt of zij hun vordering (gedeeltelijk) betaald zullen krijgen, kan de pandhouder ook tijdens faillissement zelf tot parate executie overgaan. VOETNOTEN [1] Hoge Raad 23 april 1999, NJ 2000, 158 (Van Gorp q.q./Rabobank) [2] Hoge Raad 19 november 2004, NJ 2005, 199 (ING/Gunning q.q.)

Tags

Datum

26 Jul 2017