0%

Gepubliceerd op: 05 Dec 2019

Vordering vanwege afgeleide schade van de aandeelhouder: moeilijk, niet onmogelijk

Vordering vanwege afgeleide schade van de aandeelhouder: moeilijk, niet onmogelijk
Een aandeelhouder van een failliete onderneming heeft schade geleden, omdat zijn aandelen waardeloos zijn geworden. Volgens hem is dat te wijten aan onbehoorlijk bestuur van de bestuurder. Echter, als er sprake is van onbehoorlijk bestuur, dan betekent dat nog niet dat de aandeelhouder schadevergoeding voor de waardevermindering van zijn aandelen kan vorderen, zo heeft het Gerechtshof Amsterdam onlangs bevestigd. Daarvoor is nodig dat de bestuurder een ‘specifieke zorgvuldigheidsnorm’ jegens de aandeelhouder heeft geschonden. Er dienen dan bijkomende omstandigheden te zijn, zoals  opzet, misbruik van bevoegdheid, bedrog etc. Een aandeelhouder van Medical Kits Supply B.V. ('MKS') houdt de bestuurder van die vennootschap aansprakelijk voor de schade, die zij zou hebben geleden door onbehoorlijk bestuur van de bestuurder. De schade betreft de vermindering van waarde van aandelen in de vennootschap, zogeheten ‘afgeleide schade’. De aandeelhouder, E.F.K. Beheer B.V. ('EFK'), houdt sinds 2012 25% van de aandelen in MKS, die in 2017 gefailleerd is. De curator heeft geconstateerd dat er een grote, onverhaalbare, rekening-courantvordering op de bestuurder bestaat, dat er sinds 2013 geen jaarrekeningen meer zijn gedeponeerd en dat de boekhouding niet actueel is. Voorts is de bestuurder sinds 2013 tevens bestuurder en aandeelhouder van drie nieuwe vennootschappen, die – blijkens de omschrijving – min of meer dezelfde activiteiten ontplooien. EFK maakt de bestuurder de volgende verwijten:
  • de bestuurder zou ten eigen bate gelden in rekening-courant hebben opgenomen en niet hebben terugbetaald;
  • de algemene vergadering is niet geïnformeerd over de faillissementsaanvraag;
  • sinds 2013 zijn geen jaarrekeningen meer opgesteld;
  • aan de aandeelhouder is – als minderheidsaandeelhouder – geen informatie verstrekt, ondanks herhaalde verzoeken;
  • de boekhoudplicht is verzaakt; en
  • de bestuurder zou heimelijk zijn overgegaan tot het oprichten van concurrerende ondernemingen.
Hierdoor zou EFK schade hebben geleden en zou jegens haar een specifieke zorgvuldigheidsnorm zijn geschonden. In eerste aanleg waren de vorderingen afgewezen. Het hof begint zijn oordeel door te citeren uit het arrest Poot/ABP (HR 2 december 1994, ECLI:HR:1994:ZC1564) en het arrest Tuin Beheer/Houthoff (HR 16 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ0419). In Poot/ABP is, aldus het hof, geoordeeld dat indien een persoon schade toebrengt aan een vennootschap door gedragingen die tegenover de vennootschap onrechtmatig zijn, in beginsel alleen de vennootschap het recht heeft schadevergoeding te vorderen. Afgeleide schade, dat wil zeggen vermindering van de waarde van aandelen in die vennootschap, kan in beginsel niet worden gevorderd. Dat kan alleen indien de schade het gevolg is van schending van een jegens de aandeelhouder geldende specifieke zorgvuldigheidsverplichting. Uit het arrest Tuin Beheer/Houthoff volgt, aldus het hof, dat de enkele omstandigheid dat een waardevermindering van de aandelen het voorzienbare gevolg is van onbehoorlijk bestuur, niet betekent dat er een specifieke zorgvuldigheidsnorm is geschonden jegens de aandeelhouder. Er dient sprake te zijn van bijkomende omstandigheden, zoals het opzet om die aandeelhouder te benadelen. Vervolgens oordeelt het hof tegen deze achtergrond dat onvoldoende concreet is toegelicht hoe de bestuurder jegens EFK een specifieke zorgvuldigheidsnorm zou hebben geschonden. Mogelijk wist de bestuurder dat EFK zou worden benadeeld, maar dat brengt niet met zich dat jegens haar een specifieke zorgvuldigheidsnorm is geschonden. Niet is gebleken dat de bestuurder EFK opzettelijk heeft willen benadelen. Daarbij overweegt het hof nog dat het faillissement door een schuldeiser is aangevraagd, zodat instemming van de algemene vergadering niet benodigd was en dat EFK niet voldoende heeft onderbouwd dat de nieuwe vennootschappen concurrerende activiteiten heeft ontplooid. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank; de aandeelhouder blijft met lege handen.

Wenk

Het vorderen van vergoeding van afgeleide schade is voor een aandeelhouder niet eenvoudig, omdat onderbouwd moet worden dat jegens de aandeelhouder een specifieke zorgvuldigheidsnorm is geschonden. Een dergelijke vordering wordt dan ook niet vaak toegewezen. Toch is het niet ondenkbaar dat afgeleide schade kan worden gevorderd. Zo is recentelijk een bank veroordeeld tot vergoeding van schade aan aandeelhouders van een concern (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 27 maart 2018, JOR 2018/156), omdat zij – in de ogen van het hof – haar bancaire zorgplicht had geschonden jegens een vennootschap, waardoor de waarde van de aandelen ernstig werd aangetast. De bank heeft geaccepteerd dat de aandeelhouders gedwongen werden hun aandelen op een ongunstig tijdstip voor € 1 (deels aan de bank) over te dragen, waarmee de schade van de aandeelhouders definitief is geworden. Deze aandelenoverdracht was zeer ongunstig voor de aandeelhouders en had onevenredig grote voordelen voor de bank. Op basis van deze omstandigheden oordeelde het hof dat de bank ook onrechtmatig heeft gehandeld jegens de aandeelhouders. In de onderhavige casus was van dergelijke omstandigheden geen sprake. Weliswaar heeft EFK definitief schade geleden omdat het faillissement van MKS is opgeheven bij gebrek aan baten, maar EFK heeft onvoldoende onderbouwd dat de bestuurder jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld. Deze bijdrage verscheen eerder op INS Updates (nummer 14 2019). De volledige uitspraak is terug te lezen op Rechtspraak.nl.

Tags

Datum

05 Dec 2019