0%

Gepubliceerd op: 28 Sep 2011

Verschoonbare termijnoverschrijding bij ontijdig bezwaar tegen afwijzing aanvraag om nadeelcompensatie

Op grond van artikel 3:45 Awb zijn bestuursorganen verplicht bij de bekendmaking en mededeling van een besluit melding te maken van de mogelijkheid om daartegen bezwaar te maken of beroep in te stellen (de rechtsmiddelenclausule). Desondanks komt het regelmatig voor dat de rechtsmiddelenclausule ontbreekt. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), dat het ontbreken van de rechtsmiddelenclausule, zonder bijkomende omstandigheden, op zichzelf geen grond is om het te laat indienen van een bezwaar- of beroepschrift als verschoonbaar aan te merken. De Afdeling wijkt hiermee af van de lijn van de Hoge Raad (in belastingzaken), het College van Beroep voor het bedrijfsleven en per 23 juni 2011 ook de Centrale Raad van Beroep.

In de onderhavige zaak heeft onder meer Euro-Journey B.V. een verzoek om nadeelcompensatie ingediend. Bij brief van 14 juli 2009 heeft het dagelijks bestuur van het Stadsdeel Amsterdam-Centrum dit verzoek afgewezen, onder verwijzing naar een brief van 3 juli 2008 van de Afdeling schade/juridische zaken van de N.V. Verzekeringsbedrijf Groot Amsterdam, de verzekeringsmaatschappij van de gemeente Amsterdam (hierna: de verzekeringsmaatschappij). Bij brief van 8 oktober 2009 stelt Euro-Journey beroep in tegen het uitblijven van een rechtsgeldige beslissing op haar verzoek om nadeelcompensatie. De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) zend dit beroepschrift door aan het dagelijks bestuur ter behandeling als bezwaarschrift. Bij besluit van 9 februari 2010 verklaart het dagelijks bestuur het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat eerst bij brief van 8 oktober 2009 en derhalve niet tijdig tegen het besluit van 14 juli 2009 bezwaar is gemaakt.

Euro-Journey stelt tegen dit besluit beroep in, dat door de rechtbank niet wordt gehonoreerd, omdat volgens de rechtbank de brief van 14 juli 2009 een besluit betreft waartegen niet tijdig bezwaar is gemaakt, zodat het dagelijks bestuur het bezwaar van 8 oktober 2009 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Tegen deze uitspraak stelt Euro-Journey hoger beroep in bij de Afdeling.

In hoger beroep betoogt Euro-Journey dat de rechtbank heeft miskend dat haar verzoek niet ziet op de herziening van een eerder besluit, zodat de brief van 14 juli 2009, die slechts een verwijzing naar een niet bestaand eerder besluit bevat, geen besluit is waartegen beroep openstond. Dat het dagelijks bestuur met de brief van 14 juli 2009 ook niet heeft beoogd een besluit te nemen, blijkt ook uit het ontbreken van een rechtsmiddelenverwijzing in die brief. Het betoog van Euro-Journey moet verder zo worden opgevat dat, indien zou moeten worden aangenomen dat de brief van 14 juli 2009 wel een besluit bevat, de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat haar bezwaar niet-ontvankelijk is, nu vanwege de onduidelijkheid over de status van de brief en gelet op het ontbreken van een rechtsmiddelverwijzing sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding.

De Afdeling gaat hierin mee. De Afdeling is thans, gelet op het belang van de rechtseenheid in het bestuursrecht, in aansluiting op de rechtspraak van de Hoge Raad (zie onder meer HR 19 maart 2010, LJN BL7954, BNB 2010/240), de Centrale Raad van Beroep (CRvB 23 juni 2011, LJN BR0151) en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb 13 januari 2004, AB 2004/111), van oordeel dat het ontbreken van een rechtsmiddelverwijzing bij een besluit of uitspraak in beginsel leidt tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, mits de belanghebbende daarop een beroep doet, stellende dat de termijnoverschrijding daarvan het gevolg is. Dit beginsel lijdt uitzondering indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende tijdig wist dat hij binnen een bepaalde termijn bezwaar moest maken dan wel beroep of hoger beroep moest instellen. Van bekendheid met de termijn kan in ieder geval worden uitgegaan indien de belanghebbende voor afloop van de termijn reeds werd bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener. Bij een professionele rechtsbijstandverlener mag kennis omtrent het in te stellen rechtsmiddel en de daarvoor geldende termijn immers worden verondersteld en diens kennis kan in dit verband aan de belanghebbende worden toegerekend. Ook bij ideële en andere organisaties die regelmatig plegen te procederen, mag die kennis worden verondersteld alsook bij burgers die regelmatig procederen. Voor het aannemen van verschoonbaarheid kan evenwel, ook indien de belanghebbende bijstand heeft van een professionele rechtsbijstandverlener, aanleiding bestaan indien gerede twijfel mogelijk is omtrent het besluitkarakter van het door het bestuursorgaan aan die belanghebbende toegezonden stuk.

Niet in geschil is dat Euro-Journey voor afloop van de bezwaartermijn in deze aangelegenheid werd bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener, zodat in beginsel van bekendheid met het in te stellen rechtsmiddel en de daarvoor geldende termijn mag worden uitgegaan. Euro-Journey heeft zich op het standpunt gesteld dat de termijnoverschrijding niettemin verschoonbaar is, ook indien ervan wordt uitgegaan dat zij de brief van 14 juli 2009 heeft ontvangen, en wel vanwege de onduidelijkheid van de status van die brief, die niet de vermelding bevat dat het verzoek wordt afgewezen en ook geen rechtsmiddelverwijzing bevat. Die brief is naar haar oordeel geen besluit, nu daarin ter afwijzing van het verzoek slechts wordt verwezen naar een ‘besluit’ van 3 juli 2008. In de desbetreffende brief van 3 juli 2008 deelt de verzekeringsmaatschappij aan Euro-Journey mee dat zij geen aanleiding ziet aansprakelijkheid van de gemeente Amsterdam te erkennen als gevolg van onrechtmatig dan wel rechtmatig handelen naar aanleiding van de verzoeken van Euro-Journey. Om die reden meende Euro-Journey dat niet rechtsgeldig was beslist op haar verzoek en heeft zij zich eerst bij brief van 8 oktober 2009 tot de rechtbank gewend wegens het uitblijven van een rechtsgeldig besluit. De Afdeling is van oordeel dat, gelet op het door Euro-Journey gestelde, gerede twijfel aan het besluitkarakter van de brief van 14 juli 2009 mogelijk was. Gelet hierop moet de overschrijding van de termijn voor het maken van bezwaar verschoonbaar worden geacht.

LJN BT2131, zaak nr. 201010355/1/H2, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 21 september 2011

Datum

28 Sep 2011