0%

Gepubliceerd op: 04 Nov 2014

Verlaging contractuele beëindigingsvergoeding in verband met slechte financiële situatie van werkgever en flexwerking Wet Normering Topinkomens

Verlaging contractuele beëindigingsvergoeding in verband met slechte financiële situatie van werkgever en  flexwerking Wet Normering Topinkomens

In het artikel van 17 september 2014 (Maximering ontbindingsvergoeding statutair bestuurder vanwege reflexwerking Wet Normering Topinkomens en Wet werk en zekerheid), werd u reeds geïnformeerd over het feit, dat de Kantonrechter bij het vaststellen van een beëindigingsvergoeding rekening houdt met de Wet Normering Topinkomens (WNT), ook al is de WNT formeel gezien niet op de betreffende situatie van toepassing.

Eenzelfde reflexwerking kent de Kantonrechter aan de WNT toe, indien sprake is van een op voorhand, in de arbeidsovereenkomst afgesproken, contractuele beëindigingsvergoeding. Zo blijkt uit een uitspraak van de Kantonrechter Rotterdam van 22 september 2014 (AR 2014-0893, ECLI:NL:RBROT:2014:8625). Werkneemster is op 1 augustus 2001 in dienst getreden van Stichting Max Kinderopvang als lid van de Raad van Bestuur. Sinds augustus 2012 is zij arbeidsongeschikt. Werkgever vraagt nu, onder andere vanwege bedrijfseconomische omstandigheden én het feit dat werkneemster niet binnen haar organisatie herplaatst kan worden, ontbinding van de arbeidsovereenkomst aan. In de arbeidsovereenkomst is op voorhand de volgende bepaling over een ontslagvergoeding opgenomen:

Indien de overeenkomst eindigt op initiatief van Max Kinderopvang, danwel onder omstandigheden of door handelen door voor rekening en risico van Max Kinderopvang dient te komen, zonder dat dit ontslag zijn uitsluitende of voornaamste reden vindt in handelingen of nalatigheid van werknemer en/of zijn oorzaak vindt in de omstandigheden als bedoeld in artikel 7:677 BW en 7:678 BW, zal werknemer gerechtigd zijn tot een vergoeding analoog aan de zogenaamde neutrale kantonrechtersformule.

Eventuele door de Kantonrechter toe te kennen schadevergoeding is met de in dit artikel genoemde schadevergoeding verrekenbaar, in die zin dat indien de Kantonrechter een hogere of lagere schadevergoeding bepaalt, de werkgever dit verschil aan de in het vorige lid bepaalde schadevergoeding toevoegt of hierop in mindering brengt.

De Kantonrechter besluit de arbeidsovereenkomst te ontbinden. In dat verband is het zijn taak om een vergoeding naar billijkheid ex artikel 7:685 BW toe te kennen. Daarbij zal de Kantonrechter als relevante omstandigheden, waaronder een bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst door partijen overeengekomen contractuele beëindigingsvergoeding, moeten meewegen (zie Hoge Raad 24 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1939). De afspraken in de arbeidsovereenkomst tussen partijen houden in, dat werkneemster in deze situatie aanspraak zou kunnen maken op een neutrale beëindigingsvergoeding, factor C=1, hetgeen neer zou komen op een bedrag van per saldo ruim € 132.000,-. De Kantonrechter acht een vergoeding gebaseerd op factor C=0,5 in dit geval echter billijk. Daarbij vindt de Kantonrechter de slechte financiële situatie van Stichting Max Kinderopvang een belangrijke omstandigheid. Het klemt dat, zo overweegt de Kantonrechter – “nu er bij Stichting Max Kinderopvang al veel werknemers zijn ontslagen zonder toekenning van enige vergoeding – aan werkneemster als bestuurder een hoge vergoeding toegewezen zou worden, als gevolg van het maatschappelijk breed gedragen gevoel dat in de (semi-)publieke sector in beginsel geen plaats meer is voor hoge ontslagvergoedingen die betaald worden uit publieke middelen, de ontslagvergoeding voor bestuurders in deze sector is gemaximeerd op € 75.000,00 door middel van de WNT. Deze wet is weliswaar niet van toepassing op Stichting Max Kinderopvang (omdat die jaarlijkse inkomsten niet voor tenminste 50% afkomstig zijn  van overheidssubsidie), maar dat neemt niet weg dat de kinderopvang-branche sterk afhankelijk is van de door overheid uitgekeerde toeslagen aan ouders en dus indirect wél voor een belangrijk deel in stand wordt gehouden uit publieke middelen”. Tevens vindt de Kantonrechter van belang dat werkneemster sinds haar herstel op 20 september 2013, ruim een jaar thuis is gebleven met behoud van salaris. Hierdoor is aan werkneemster over deze periode bijna een jaarsalaris (ruim € 100.000,-) uitgekeerd, welk bedrag niet met een beëindigingsvergoeding kan worden verdisconteerd. Al met al kent de Kantonrechter aan werkneemster uiteindelijk een beëindigingsvergoeding toe van € 66.000,- bruto, in plaats van de contractueel overeengekomen beëindigingsvergoeding van ruim € 132.000,-. Stichting Max Kinderopvang heeft de Kantonrechter nog verzocht om bij het toekennen van de beëindigingsvergoeding tevens te bepalen,  dat hierin  een eventuele aanspraak van werkneemster op uitbetaling van het contractueel overeengekomen beëindigingsvergoeding is verdisconteerd. Echter, de Kantonrechter oordeelt dat de door hem toegekende ontbindingsvergoeding niet afdoet aan de rechten die een werknemer aan een contractuele bepaling over een beëindigingsvergoeding kan ontlenen. Hij overweegt echter ook (al dan niet ten overvloede):

Dat neemt overigens niet weg dat door Stichting Max Kinderopvang het naar voren gebrachte verweer met betrekking tot haar financiële situatie en de maatschappelijke (on)aanvaardbaarheid van een dergelijke vordering (gedeeltelijk) aan toewijzing hiervan in de weg zouden kunnen staan. Voorts wordt opgemerkt dat het op grond van artikel 12.2 van de arbeidsovereenkomst toegekende ontbindingsvergoeding in ieder geval verrekend moet worden met de contractuele beëindigingsvergoeding, hetgeen de Kantonrechter billijk acht.

Deze uitspraak laat zien, dat Kantonrechters zich bewust zijn van de publieke opinie waar het gaat om toekenning van hoge ontslagvergoedingen indien er publiek geld in het geding is. Deze bewustwording gaat zover, dat ook een op voorhand, contractueel overeengekomen beëindigingsvergoeding daarmee door de Kantonrechter opzij geschoven wordt. Volledige uitspraak: Rechtbank Rotterdam, Sector kanton d.d. 22 september 2014 (ECLI:NL:RBROT:2014:8625).  

AVVR

Team

Datum

04 Nov 2014