Het is vaste jurisprudentie (onder meer uitspraak van 21 oktober 2009 in zaak nr. 200903485/1/H2, LJN BK0823) van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) dat voor de beoordeling of sprake is van een planologisch nadeliger situatie ten gevolge van een planologische wijziging slechts ruimtelijke gevolgen en de objectief te verwachten overlast relevant zijn. Wat wordt echter onder ruimtelijke gevolgen verstaan?
In de onderhavige zaak heeft de eigenaar en tevens exploitant van een tankstation op een perceel in Elsloo om vergoeding verzocht van de schade als gevolg van het vrijstellingsbesluit ex artikel 19 lid 1 WRO waarmee bouwvergunning is verleend aan Tango C.V. (hierna: Tango) voor het oprichten van een tankstation. De eigenaar stelt dat hij door de vestiging van dit nieuwe tankstation vermogens- en exploitatieschade heeft geleden.
De gemeenteraad van Stein wijst dit verzoek af nadat een deskundige is geraadpleegd, omdat de door de eigenaar gestelde schade moet worden toegeschreven aan een toename van concurrentie, hetgeen niet kan worden gekwalificeerd als een ruimtelijk relevant gevolg. Het bezwaar van de eigenaar tegen dit besluit wordt ongegrond verklaard, evenals het beroep bij de rechtbank te Maastricht (hierna: de rechtbank). Tegen deze uitspraak stelt de eigenaar hoger beroep in bij de Afdeling.
De Afdeling overweegt daarop dat bij de beoordeling of sprake is van een planologisch nadeliger situatie ten gevolge van een planologische wijziging, slechts ruimtelijke gevolgen relevant zijn (onder meer uitspraak van 29 december 2010 in zaak nr. 201005554/1/H2, LJN: BO9212). Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (uitspraken van 4 juli 2007 in zaak nr. 200609219/1, LJN BA8727, 8 augustus 2007 in zaak nr. 200700731/1, LJN BB1304, en 14 januari 2009 in zaak nr. 200802868/1, LJN BG9739) kan toegenomen concurrentie onder omstandigheden weliswaar worden aangemerkt als een gevolg van een planologische mutatie, maar is dit geen ruimtelijk relevant gevolg daarvan. De door de eigenaar aangevoerde feiten en omstandigheden kunnen mogelijk tot de conclusie leiden dat de toegenomen concurrentie een gevolg is van de planologische wijziging, maar niet dat dit een ruimtelijk relevant gevolg is die van belang is voor de planvergelijking.