0%

Gepubliceerd op: 26 Apr 2013

Schending artikel 25; besluit altijd kennelijk onredelijk?

Uit de uitspraak van de Ondernemingskamer van 12 februari 2013, blijkt maar weer dat een ernstige schending van artikel 25 van de WOR niet altijd ertoe leidt, dat een besluit kennelijk onredelijk is.

EPZ, de grootste elektriciteitsproducent van de provincie Zeeland, exploiteert in Borssele de enige kerncentrale van Nederland, een windpark en een kolencentrale. Op 1 juli 2011 sluit de OR met de grootste aandeelhouder van EPZ een convenant. Daarin staat dat de aandeelhouders voornemens zijn de kerncentrale tot het einde van 2033 in bedrijf te houden en de kolencentrale eveneens tot het einde van de verwachte levensduur in bedrijf te houden. Op of kort na 13 december 2011 besluit de algemene vergadering van aandeelhouders van EPZ de activiteiten van de kolencentrale te continueren tot 1 januari 2016 en daarop vooruitlopend een aantal maatregelen te treffen. De bestuurder van EPZ vraagt de OR op 13 januari 2012 advies uit te brengen over het voorgenomen besluit van de directie van EPZ de operationele activiteiten van de kolencentrale te continueren tot 1 januari 2016 en vooruitlopend daarop een aantal maatregelen te treffen. De OR adviseert negatief, waarna de bestuurder besluit overeenkomstig het voorgenomen besluit. De Ondernemingskamer is van oordeel dat bij het aangaan van het convenant aan de OR een onjuiste voorstelling van zaken is gegeven en dat het begrijpelijk is dat de OR op grond van het convenant de verwachting had dat de kolencentrale beduidend langer open zou blijven dan tot 2013. EPZ is dan ook hierdoor ernstig tekortgeschoten bij het naleven van haar verplichtingen voortvloeiend uit artikel 25 WOR. De Ondernemingskamer overweegt echter dat EPZ ernaar heeft gestreefd de kolencentrale zo lang mogelijk open te houden, omdat uit diverse onderzoeken blijkt dat directe sluiting onvermijdelijk zou zijn. EPZ kiest niet voor directe sluiting, maar kiest ervoor tijd te winnen om enerzijds het scenario van ombouw naar 100% biomassa, waarvan het succes afhankelijk is van de positieve marktontwikkelingen en een geslaagd subsidietraject meer kans te geven en anderzijds een eventuele sluiting beter te kunnen regelen. Om deze reden vindt de Ondernemingskamer dat de tekortkoming niet zodanig aan EPZ valt toe te rekenen dat EPZ niet bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot haar besluit heeft kunnen komen.

AVVR

Team

Tags

Datum

26 Apr 2013