Op 3 februari 2023 werd het vonnis gepubliceerd dat de Rechtbank Amsterdam heeft gewezen over een verzoek van een Russische curator. Het vonnis is de slotsom van een procedure die aanhangig is gemaakt door de curator in het faillissement van een Russisch visverwerkingsbedrijf. Hij heeft gedaagden, de directeur van het bedrijf en diens echtgenote, aansprakelijk gesteld voor de schulden van de failliete entiteit.
De Rechtbank Moermansk heeft de curator in het gelijk gesteld. Gedaagden zijn in hoger beroep gegaan tegen dit vonnis. De Dertiende Rechtbank van de koophandel van beroep in Sint Petersburg heeft het vonnis echter bekrachtigd. Vervolgens hebben gedaagden nog cassatie ingesteld maar de Rechtbank van koophandel van het Noordwestelijk district heeft zowel het vonnis als het arrest bekrachtigd. Gedaagden zijn veroordeeld tot betaling aan de curator van (omgerekend) circa € 450.000,= te vermeerderen met zogenoemde “moratoriuminteresten”. De curator vordert nu dat het Russische vonnis in Nederland wordt erkend.
Tussen Nederland en Rusland geldt geen executieverdrag. De Europese EEX-verordening is niet van toepassing. Daarom geldt het Nederlandse commune internationaal bevoegdheidsrecht. Aangezien gedaagden in Nederland wonen, is de Nederlandse rechtbank op grond van artikel 2 Rv bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
Uit de dagvaarding blijkt dat de curator op grond van artikel 431 lid 2 Rv een “verkapte exequatur” wenst te verkrijgen, zodat hij het Russische vonnis in Nederland ten uitvoer kan leggen. De curator heeft niet gevraagd om een nieuwe inhoudelijke behandeling.
Gedaagden stellen onder verwijzing naar het Gazprom-arrest dat het Russische vonnis niet kan worden erkend omdat de in Rusland gevoerde gerechtelijke procedure niet voldoet aan de eisen van een behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging. Daarnaast zou erkenning in strijd zijn met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank gaat hier in mee.
Vast staat namelijk dat de aangestelde Russische curator één van de oprichters is geweest van de grootste schuldeiser in het faillissement. Die schuldeiser was bovendien betrokken bij een samenwerking die in 2013 is aangegaan door de gefailleerde onderneming. Dit betekent dat de gerechtelijk procedure waarin gedaagden aansprakelijk werden gehouden voor de manier waarop feitelijk leiding is gegeven aan de gefailleerde onderneming, geïnitieerd is door een curator die banden had met een onderneming die ook bij een samenwerking van gefailleerde was betrokken. Daar komt nog bij dat de curator betrokken is bij het 'Juridisch bedrijf Antares' dat als auditor de boeken van de gefailleerde heeft onderzocht. De rechtbank oordeelt daarom dat de benoeming van deze curator op zijn minst omgeven is met de schijn van belangenverstrengeling.
Daarnaast heeft de inhoudelijke behandeling van de vordering van de curator plaatsgevonden tijdens de coronapandemie. Het verzoek van gedaagden om de zitting op afstand bij te wonen is afgewezen, waardoor zij feitelijk niet in de gelegenheid zijn gesteld om bij de zitting aanwezig te zijn. Bij die afwijzing is niet vermeld dat het de rechtbank in Moermansk aan technische middelen ontbrak en dat gedaagden om verwijzing naar een andere rechtbank hadden kunnen verzoeken. Uit het eerste vonnis blijkt dat alleen een vertegenwoordiger van de curator op de zitting aanwezig was en dat de beslissing op de vordering van de curator diezelfde dag nog is genomen. Deze omstandigheden maken dat de rechtbank twijfelt of de beginselen van hoor en wederhoor voldoende in acht zijn genomen. Dat deze omissies bij de procedure in appèl of cassatie op voldoende wijze zijn gecorrigeerd, is niet gebleken.
Vanwege het voorgaande is de rechtbank er niet van overtuigd dat het Russische vonnis voldoet aan de voorwaarden voor erkenning die zijn neergelegd in het Gazprom-arrest. Het verzoek van de Russische curator wordt daarom afgewezen.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd op INS Updates van Boom Uitgevers Juridisch
Lees meer over: