0%

Gepubliceerd op: 24 Nov 2011

Overgangsbepalingen spelen geen rol bij planvergelijking, behoudens uitzondering

Zoals de voormalige Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State in haar uitspraak van 30 december 1993 in zaak no. G09.91.0041 (BR 1994/949) en de Afdeling onder meer in de uitspraak van 12 februari 1997 in zaak nr. G09.95.001 (BR 1998/672) hebben overwogen, heeft het overgangsrecht bij een bestemmingsplan betrekking op een bestaande situatie die afwijkt van de in het plan opgenomen bestemmingsregeling voor de desbetreffende gronden. De omstandigheid dat deze bestaande situatie niet past binnen deze bestemmingsregeling betekent dat beoogd wordt om aan deze situatie een einde te maken binnen de planperiode. Aldus zijn de overgangsbepalingen bij een bestemmingsplan van een andere orde dan de voorschriften betreffende bestemmingen. Om deze reden moeten bij de planvergelijking de mogelijkheden ingevolge de overgangsbepalingen van het oude planologische regime niet worden vergeleken met de mogelijkheden ingevolge de bestemmingsvoorschriften van het nieuwe planologische regime, tenzij de overgangsbepalingen bijzonder verstrekkende gevolgen hebben (onder meer uitspraken van 26 augustus 1996 in zaak no. G09.93.0148, G09.93.0149 (AB 1996/513), G09.93.0151 (BR 1997/847), G09.93.0152, en 11 oktober 2006 in zaak nr. 200601854/1, LJN AY9901). In de onderhavige zaak doet de aanvrager om planschadevergoeding een beroep op de uitzonderingsregel.

Een eigenaar van een perceel met onder meer een vrijstaande woning heeft verzocht om vergoeding van planschade ten gevolge van een bij besluit van burgemeester en wethouders van Peel en Maas verleende vrijstelling ex artikel 19 WRO, met gebruik waarvan een bouwvergunning is verleend voor de bouw van een onbemand tankstation op het naastgelegen perceel. Burgemeester en wethouders wijzen dit verzoek af. De eigenaar maakt bezwaar. Daarop kennen burgemeester en wethouders aan de eigenaar een vergoeding toe, nadat het SAOZ om advies is gevraagd.

Venef Meijel B.V. (hierna: Venef Meijel), de eigenaar van het naastgelegen perceel en aanvrager van de vrijstelling en bouwvergunning, is het hiermee oneens, omdat deze planschadevergoeding krachtens overeenkomst met de gemeente voor haar rekening komt. Venef Meijel stelt beroep in bij de rechtbank te Roermand, die dit beroep ongegrond verklaart. Daarop stelt Venef Meijel hoger beroep in bij de Afdeling.

In hoger beroep betoogt Venef Meijel eerst dat de rechtbank, door te overwegen dat het overgangsrecht van het bestemmingsplan terecht niet bij de planvergelijking is betrokken, heeft miskend dat volgens voormelde uitspraak van de Afdeling van 11 oktober 2006 in bijzondere gevallen het overgangsrecht bij de planvergelijking betrokken moet worden. Daartoe voert zij aan dat een dergelijk geval zich thans voordoet, omdat toen de eigenaar het perceel kocht, op het naastgelegen perceel al 30 jaar een tankstation was gevestigd en het overgangsrecht van het bestemmingsplan daarop van toepassing was.

De Afdeling overweegt daarop dat dit betoog faalt. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat nu de door Venef Meijel gestelde bijzondere omstandigheden de feitelijke situatie op het naastgelegen perceel betreffen en niet de overgangsbepalingen van het bestemmingsplan, reeds hierom uit de uitspraak van 11 oktober 2006 niet volgt dat die overgangsbepalingen bij de planvergelijking moeten worden betrokken.

Venef Meijel betoogt verder, voor zover voor de bespreking van deze uitspraak relevant, dat de rechtbank, door te overwegen dat de planologische verandering voor de eigenaar niet voorzienbaar was, heeft miskend dat toen de eigenaar het perceel kocht, op het naastgelegen perceel al een tankstation aanwezig was, waarmee de eigenaar rekening diende te houden. Zij voert aan dat de door de vrijstelling mogelijk gemaakte modernisering van het tankstation en enige intensivering van het gebruik daarvan voor de eigenaar ten tijde van de koop in de lijn der verwachtingen lagen.

De Afdeling overweegt dat de rechtbank met juistheid heeft overwogen dat toen de eigenaar het perceel in 2000 kocht geen concrete beleidsvoornemens bestonden op grond waarvan voor hem aanleiding bestond om rekening te houden met de mogelijkheid dat op het naastgelegen perceel een onbemand tankstation met openingstijden van 24 uur per dag gerealiseerd zou worden. Dat de exploitatie van een tankstation op het naastgelegen perceel ten tijde van die koop onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan uit 1975 was toegestaan, betekent niet dat een dergelijk beleidsvoornemen bestond, aangezien met het overgangsrecht wordt beoogd aan een bestaande situatie een einde te maken binnen de planperiode.

Naschrift

Alhoewel de Afdeling met deze uitspraak de vaste jurisprudentie bestendigt, is de uitspraak wel bijzonder te noemen nu daarin voor het eerst wordt benadrukt dat de bijzondere omstandigheden die een beroep op de uitzonderingsregel rechtvaardigen niet de feitelijke situatie kunnen betreffen, maar betrekking dienen te hebben op (de formulering van) de overgangsbepalingen. Die overgangsbepalingen dienen bijzonder verstrekkende gevolgen te hebben. De vraag is dan wat onder bijzonder verstrekkende gevolgen dient te worden verstaan? Daarop is geen standaardantwoord te geven. Uit de uitspraak van de Afdeling van 26 augustus 1996 (BR 1997/847) volgt in ieder geval dat een overgangsbepaling dat de uitbreiding van een kantoorgebouw met meer dan de gebruikelijke 10% mogelijk maakt, terwijl dat kantoorgebouw zelf reeds onder het overgangsrecht valt, een beroep op de uitzonderingsregel kan rechtvaardigen.

LJN BU5419, zaak nr. 201103900/1/H2, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 23 november 2011

Datum

24 Nov 2011