Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 24 februari 2015 (ECLI:NL:GHAMS:2015:516) geoordeeld, dat ook sprake kan zijn van een “opvolgend werkgever” als de arbeidsovereenkomst met de opgevolgde werkgever gedeeltelijk in stand blijft.
Ketenregeling
De wet bepaalt (in artikel 7:668a lid 1 BW) dat de laatste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt geacht te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd, als arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar met tussenpozen van niet meer dan 3 maanden hebben opgevolgd en een periode van 36 maanden hebben overschreden. Ook ontstaat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, als tussen dezelfde partijen meer dan drie voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan drie maanden. Deze wettelijke regeling wordt ook wel “de Ketenregeling” genoemd.
Vanaf 1 juli 2015 wordt de hiervoor genoemde periode van 36 maanden verkort tot 24 maanden en de tussenpoze verlengd van 3 naar 6 maanden. Vanaf 1 juli 2015 geldt dan dat een vierde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zonder tussenpozen van zes maanden of langer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is. Ook geldt dan dat het contract voor bepaalde tijd volgend op andere contracten voor bepaalde tijd zonder tussenpozen van zes maanden of langer, dat de periode van 24 maanden overschrijdt een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is.
Opvolgend werkgeverschap
Artikel 7:668a lid 2 BW bepaalt dat deze ketenregeling ook geldt bij elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten tussen een werknemer en verschillende werkgevers die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijs geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn. Het standaard voorbeeld is een werknemer, die zowel als uitzendkracht, als op basis van een arbeidsovereenkomst nagenoeg dezelfde werkzaamheden verricht voor hetzelfde bedrijf.
Uitspraak Gerechtshof Amsterdam
Het Gerechtshof Amsterdam heeft zich op 24 februari 2015 moeten uitlaten over de vraag of sprake kan zijn van opvolgend werkgeverschap, als de werknemer ook nog gedeeltelijk in dienst blijft bij de opgevolgde werkgever.
Feiten
Een werkneemster is op 1 november 2011 in dienst getreden bij Cordaan in de functie van receptioniste op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van 6 maanden (tot 1 mei 2012) voor minimaal 3 en maximaal 24 uur per week. Zij verrichtte haar werkzaamheden bij serviceflat De Drecht. Serviceflat De Drecht is eigendom van de woningcorporatie Stadsgenoot. Nadat Stadsgenoot de serviceovereenkomst met Cordaan heeft opgezegd, sluit zij een serviceovereenkomst met Stichting Dienstverlening Serviceflats (SDS).
Op 1 maart 2012 is tussen Stichting De Drecht en werkneemster een arbeidsovereenkomst getekend onder dezelfde voorwaarden en lopende tot 1 mei 2012. Op 1 mei 2012 is de overeenkomst verlengd tot 31 oktober 2012 en is het aantal uren uitgebreid tot 25,5 uur per week. Dit is de derde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen (de rechtsvoorganger van) Stichting De Drecht en werkneemster. De overeenkomsten voor bepaalde tijd bestrijken dan in totaal 1 jaar.
Per 1 november 2012 verlengen Stichting De Drecht en werkneemster de overeenkomst met 6 maanden tot 1 mei 2013. Het aantal uren is beperkt tot 34 uur per maand. Per 1 mei 2013 is de overeenkomst nogmaals verlengd tot 31 oktober 2013.
Per 1 november 2012 heeft SDS serviceflat De Garstkamp overgenomen. SDS heeft voor de exploitatie van De Garstkamp een aparte stichting opgericht, Stichting De Garstkamp. Werkneemster treedt – naast de arbeidsovereenkomst met Stichting De Drecht – per 1 november 2012 bij Stichting De Garstkamp in dienst voor 28 uur per week voor de duur van 12 maanden (tot 31 oktober 2013).
Op 30 september 2013 wordt werkneemster arbeidsongeschikt. Op 9 oktober 2013 laat Stichting De Drecht werkneemster weten, dat de arbeidsovereenkomst met haar van rechtswege eindigt per 31 oktober 2013 en dat deze niet zal worden verlengd. Daarnaast biedt Stichting De Garstkamp de werkneemster op 9 oktober 2013 een nieuwe arbeidsovereenkomst aan onder nieuwe, slechtere arbeidsvoorwaarden met ingang van 1 november 2013 voor de duur van 12 maanden. Werkneemster aanvaardt dit voorstel niet. Vervolgens laat Stichting De Garstkamp werkneemster weten, dat de arbeidsovereenkomst per 31 oktober 2013 van rechtswege eindigt en niet wordt verlengd.
Standpunten partijen
Werkneemster stelt, dat met Stichting De Drecht een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 34 uur per maand bestaat en met Stichting De Garstkamp een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 28 uur per week.
Stichting De Drecht erkent dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor de duur van 34 uur per maand. Stichting De Garstkamp stelt echter, dat geen arbeidsovereenkomst meer bestaat, omdat Stichting De Garstkamp niet kan worden beschouwd als de opvolgend werkgever van Stichting De Drecht.
Oordeel Gerechtshof
Het Hof oordeelt dat aan het kunnen zijn van opvolgend werkgever niet in de weg staat, dat de stichtingen juridisch niets met elkaar van doen hebben. Voldoende aannemelijk is geworden, dat SDS overeenkomsten sloot met de diverse serviceflats en voor elke serviceflat een aparte stichting in het leven riep, Y directeur was van zowel SDS als van de stichtingen, de stichtingen zijn gevestigd op hetzelfde adres, de beide stichtingen bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst met werkneemster vertegenwoordigd werden door voornoemde Y en dat werkneemster haar werkzaamheden voor de beide stichtingen onder leiding en toezicht verrichtte van dezelfde leidinggevende, die zelf in dienst was van SDS.
De Stichtingen stellen verder, dat pas sprake kan zijn van opvolgend werkgeverschap als de werkneemster niet meer in dienst is van de opgevolgde werkgever (Stichting De Drecht). Hiermee maakt het Gerechtshof korte metten. Hij bepaalt dat aan de toepasselijkheid van artikel 7:668a BW niet in de weg staat, dat werkneemster voor een deel van haar werktijd in dienst is gebleven bij Stichting De Drecht.
Het Hof komt dan ook tot de conclusie, dat sprake is van opvolgend werkgeverschap, als gevolg waarvan tussen Stichting De Garstkamp en werkneemster een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 28 uur per week bestaat. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd per 1 november 2012 tussen Stichting De Garstkamp en werkneemster is immers de vierde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in de keten en wordt daarmee geacht voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan.
Conclusie
Uit deze uitspraak blijkt dat van opvolgend werkgeverschap ook sprake kan zijn, als een werkneemster voor een deel van haar werktijd in dienst blijft bij de opgevolgde werkgever.
Volledige uitspraak:
Gerechtshof Amsterdam, 24 februari 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:516.