Na dertig jaar heeft de Ondernemingskamer haar monopolie op onmiddellijke voorzieningen prijsgegeven. Ook gewone rechters mogen voortaan bestuurders schorsen, tijdelijk bestuurders en commissarissen benoemen en aandeelhouders verplichten tijdelijk hun aandelen aan een beheerder over te dragen. Dat heeft de Ondernemingskamer op 7 maart 2023 in een uitspraak bepaald.
Al sinds jaar en dag kan de Ondernemingskamer worden gevraagd een onderzoek uit te laten voeren naar wanbeleid bij rechtspersonen. Het was pas na de introductie in 1993 van onmiddellijke voorzieningen dat de populariteit van enquêteprocedures toenam. Er bleek een grote behoefte te bestaan aan acuut ingrijpen bij misstanden binnen rechtspersonen zoals BV’s en NV’s. In de periode 2008-2021 zijn door de Ondernemingskamer 305 enquêteverzoeken bij een rechtspersoon toegewezen en 257 bestuurders en commissarissen bij wijze van onmiddellijke voorziening benoemd. Een recent voorbeeld is de schorsing van Sanderink bij zijn bedrijf Centric, waarbij twee tijdelijk bestuurders zijn benoemd en hij zijn aandelen tijdelijk in beheer moet geven.
‘Toch was er een witte vlek’, aldus advocaat-partner Harke Plas van De Advocaten van Van Riet die de uitspraak aan de Ondernemingskamer heeft ontlokt. In een enquêteprocedure kan een aandeelhouder niet gedwongen worden zijn aandelen te verkopen. Ook kan een aandeelhouder in een enquêteprocedure niet verlangen dat hij wordt uitgekocht. Voor deze uitstoting of uitkoop moet een geschillenprocedure bij een gewone rechter worden gevoerd. Door de uitspraak van de Ondernemingskamer is nu duidelijk dat de gewone rechter daarbij ook acute problemen het hoofd kan bieden. Bijvoorbeeld door gedurende de looptijd van de geschillenprocedure een tijdelijke bestuurder te benoemen of aandelen bij een beheerder te parkeren. Uit de vele positieve reacties op de uitspraak, een LinkedIn post had in korte tijd meer dan 42 duizend views, kan volgens Plas worden afgeleid dat de populariteit van geschillenprocedures vermoedelijk nu sterk zal toenemen.
Ook voor het midden- en kleinbedrijf biedt de uitspraak uitkomst. De kosten voor een enquêteprocedure zijn voor het midden- en kleinbedrijf relatief hoog. Daarom wordt vanuit de Ondernemingskamer en door haar benoemde functionarissen vaak grote druk uitgeoefend op het bereiken van een minnelijke oplossing. Het probleem daarbij is volgens Plas dat in veel gevallen sprake is van een aandeelhouder die in de verdrukking komt door een onredelijke medeaandeelhouder die ook bestuurder is. ‘Als in zo’n situatie veel kosten moeten worden gemaakt en grote druk wordt uitgeoefend, is het resultaat vaak onevenredig nadelig voor de aandeelhouder in verdrukking. Door de uitspraak staat voor het MKB het alternatief van een gang naar de goedkopere gewone rechter open, waardoor een beter fair level playing field kan worden gecreëerd.’
Naast deze voordelen, is er ook een nadeel. De Ondernemingskamer is een onderdeel van het Gerechtshof Amsterdam en staat bekend om haar juridische en bedrijfseconomische expertise. Deze kennis is bij gewone rechters veel minder aanwezig. De toch al onderbezette rechtelijke macht, zal hiervoor op lokaal niveau oplossingen moeten zien te vinden.
Voor vragen kan contact worden opgenomen met Harke Plas.
Lees meer over: