Na verloop van tijd komt u erachter dat een heg, ter afscheiding van uw perceel, niet overeenkomt met de erfgrens zoals volgt uit het Kadaster. Daardoor blijkt dat u al lange tijd gebruikmaakt van een strook grond, waarvan uw buurman volgens het Kadaster eigenaar is. Bent u door verjaring eigenaar geworden? Een ander voorbeeld is, dat u – net zoals uw rechtsvoorganger – al geruime tijd gebruikmaakt van een talud die tussen uw tuin en een sloot ligt. U weet dat de gemeente eigenaar is van dat talud, maar kunt u toch door verjaring eigenaar zijn geworden van die grond?
Ons rechtssysteem maakt het mogelijk dat een niet-eigenaar toch eigenaar wordt van grond. De achterliggende gedachten daarvan zijn dat de feitelijke situatie na verloop van jaren uiteindelijk overeen moet stemmen met de juridische en dat de werkelijke eigenaar niet te lang mag ‘stilzitten’.
Twee soorten verjaring
De wet kent twee soorten verkrijging door verjaring:- Een bezitter die te goede trouw is, verkrijgt een onroerende zaak, waaronder grond, door een onafgebroken bezit van 10 jaar (art. 3:99 BW).
- Indien de oorspronkelijke eigenaar niet binnen 20 jaar een rechtsvordering heeft ingesteld, strekkende tot beëindiging van het bezit, verkrijgt de bezitter de eigendom (art. 3:105 jo. 3:306 BW).
Bezit
Bezit is het houden van een goed voor zichzelf (art. 3:107 BW). Dat is het tegenovergestelde van houden voor een ander, zoals bijvoorbeeld een huurder of erfpachter doet. Die houdt de grond namelijk voor de (bloot) eigenaar en heeft ‘slechts’ een recht om van de grond gebruik te maken. Of iemand een goed voor zichzelf houdt, wordt naar verkeersopvattingen beoordeeld op grond van onder meer de feiten die naar buiten toe waarneembaar zijn. Dat sluit bijvoorbeeld uit dat enkel de interne wil van de bezitter onvoldoende is om bezit aan te nemen. Het gaat erom dat de werkelijke eigenaar uit de gedragingen van degene die zich op verjaring wil beroepen, kan afleiden dat deze pretendeert eigenaar te zijn, zodat hij tijdig maatregelen kan treffen. Doet de oorspronkelijke eigenaar dat (lange tijd) niet, dan kan hem uiteindelijke verjaring worden tegengeworpen. Het hangt dus volledig af van de feiten en omstandigheden om te kunnen beoordelen of iemand bezitter is van een strook grond. Omdat het zo casuïstiek is, licht ik hierna een aantal situaties toe waarin de rechterlijke macht oordeelde dat degene die zich op verjaring beriep, het bezit had uitgeoefend. Daarbij omschrijf ik ook welke feiten en omstandigheden de rechter voor dat oordeel relevant achtte.- De koper had direct na het sluiten van de overeenkomst en vooruitlopend op de levering het perceel omheind, bestraat en daarop een gebouw gerealiseerd. Door het plaatsen van de omheining was het voor iedereen duidelijk dat de koper het stuk grond in bezit had genomen. De verkoper (oorspronkelijke eigenaar) had ook toestemming verleend voor de inbezitneming. HR 9 september 2011 (Muller q.q./Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard)
- Vanaf 1994 was degene die pretendeerde bezitter te zijn, eigenaar geworden van een perceel. De gemeente had niet betwist dat diegene een bestaande situatie had voortgezet waarbij de strook grond (een talud) bij zijn achtertuin was getrokken en met een omheining was afgescheiden van het perceel van de gemeente. Daardoor werd ook de toegang tot de strook voor derden ontzegd. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 december 2013
- De omheining van gaashekwerk en laurier moet objectief gezien worden aangemerkt als het afbakenen van een grondgebied, ofwel als (uiterlijk zichtbare) inbezitneming en ‘het houden van een goed voor zichzelf’. Ook het onderhouden van de strook grond als tuin werd relevant geacht. Verder vormden de strook en de tuinen één visueel geheel dat door de omheining wordt afgebakend van het openbare terrein. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 27 september 2016
- Tussen de verkoper en koper was enkel een koopovereenkomst gesloten, maar de levering (en inschrijving daarvan) was nog niet geschied. De koper was er ook mee bekend, of had ermee bekend moeten zijn, dat hij nog geen eigenaar (en dus bezitter) was omdat hem dat was duidelijk gemaakt in een brief. Gerechtshof Arnhem 10 juni 2003, NJ 2004, 155 (niet gepubliceerd)
- Degene die pretendeerde bezitter te zijn, had gesteld dat de oorspronkelijke eigenaar eigendomsrechten kon uitoefenen. Daarmee is erkend dat de grond werd gehouden voor de eigenaar, waardoor hij dus geen bezitter kon zijn. HR 17 december 2010 (Zaunbrecher/Roelfsema)
- De koper was economisch eigenaar en kon op basis van de koopovereenkomst aanspraak maken op de overdracht, waardoor de eigendomsoverdracht zou zijn voltooid. Óf de koper die aanspraak daadwerkelijk te gelden kon maken was echter in de eigen visie van de koper onzeker. De ingebruikname kon daarom niet als inbezitneming worden aangemerkt; de koper was geen bezitter. Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 24 mei 2016
- De gemeente gedoogde het particuliere gebruik van stroken publieke grond. Als het gedogen té snel het risico behelst dat het leidt tot verlies van eigendom aan de zijde van de gemeente, kan dat de uitoefening van overheidstaken waarvoor de toegang tot de strook en/of het gebruik ervan noodzakelijk is, bemoeilijken of zelfs onmogelijk maken. Deze consequentie zou voor de gemeente ook aanleiding kunnen zijn om dat gebruik - en vergelijkbaar gebruik in alle andere gevallen - voortaan niet meer te gedogen. Particulier én gemeente missen dan de voordelen van het tot dan toe gedoogde gebruik van de strook publieke grond. Het Hof is daarom van oordeel dat, waar in het algemeen bij onroerende zaken al niet snel een intentie tot het houden voor zichzelf door een niet-rechthebbende pleegt te worden aangenomen, dit des te meer geldt bij stroken publieke grond als de onderhavige. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 18 oktober 2016