De gouden tijden zijn dit jaar in één klap verdwenen. Ondanks alle overheidsmaatregelen verdampen de winsten en vermogens van veel ondernemingen. Wij merken dat financiers zoals banken voorzichtiger worden. En we krijgen vaker telefoontjes van ondernemers die een kredietopzegging hebben ontvangen of voor wie een kredietopzegging dreigt. De vraag is dan: kan dat zomaar?
Een kredietopzegging betekent dat de financier, zoals een bank, niet langer krediet verschaft en terugbetaling van de openstaande schuld eist. In de praktijk leidt dat er al heel snel toe dat de ondernemer geen geld meer heeft om betalingen te verrichten. De gevolgen zijn dus verstrekkend.
Tekst van de overeenkomst is uitgangspunt
Of een financier tot kredietopzegging mag overgaan, is allereerst afhankelijk van de tekst van de kredietovereenkomst. De uitleg van de bepalingen in de overeenkomst over beëindiging en opzegging van de financiering, is van groot belang.
Als de financier een bank is, kan vrijwel altijd wel een bepaling worden aangewezen, op grond waarvan het krediet kan worden opgezegd. In de Algemene Bankvoorwaarden is zelfs bepaald dat een bank altijd de relatie kan opzeggen en beëindigen (art. 35). Verder staat daarin ook dat als een kredietnemer een verplichting niet nakomt, de bank onmiddellijk alle vorderingen kan opeisen (art. 27). Uiteraard kunnen banken in de kredietovereenkomst nadere beëindigingsbepalingen opnemen, en dat gebeurt dan ook vaak.
Als de financier géén bank is, maar een andere kredietverschaffer, komt het voor dat de bepalingen minder scherp zijn geformuleerd. Zo zie je regelmatig bepalingen die proberen een opzeggingsmogelijkheid te bieden als de financiële situatie naar het oordeel van de financier verslechtert – waarbij dan niet concreet wordt gemaakt wanneer daarvan sprake is. Dat is niet voldoende: de financier dient duidelijk aan te geven welke financiële eisen hij hanteert (bijvoorbeeld aan de hand van ratio’s of bandbreedtes). Is dat niet duidelijk, dan zal een opzegging minder snel slagen. Ook zie je gevallen waarin een financier in de overeenkomst wel financiële maatstaven heeft opgenomen, maar waarbij de financier in werkelijkheid soepelere maatstaven hanteert. Dan kan een financier niet zomaar stellen dat tussen partijen de eisen gelden die op papier staan. Feitelijk zijn immers andere maatstaven gehanteerd.
Opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar
Dit laatste voorbeeld laat zien dat de tekst van de overeenkomst niet allesbepalend is: de omstandigheden van het geval zijn van belang. De Hoge Raad heeft bepaald dat een financier een opzeggingsbepaling niet kan inroepen als gebruikmaking van de bevoegdheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarbij dienen de belangen van de partijen aan de hand van de omstandigheden van het geval te worden afgewogen. Als de financier een bank is, geldt dat ook gekeken moet worden naar artikel 2 van de Algemene Bankvoorwaarden. Daarin staat dat de bank bij haar dienstverlening ‘
zorgvuldig’ is en dat zij daarbij ‘
zo goed mogelijk rekening’ houdt ‘
met uw belangen’.
Welke omstandigheden zijn relevant?
In de rechtspraak wordt bij de beoordeling of er sprake is van een situatie dat de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, vaak gekeken naar allerlei factoren. Bijvoorbeeld (in willekeurige volgorde):
- Proportionaliteit (staan de ernst en de aard van de tekortkomingen in verhouding tot de opzegging);
- Subsidiariteit (kan het beoogde doel niet op een minder ingrijpende manier worden bereikt);
- De duur, omvang en het verloop van de kredietrelatie;
- De mate waarin de kredietnemer is tekortgeschoten;
- De mate waarin de financier de kredietnemer de kans heeft gegeven de tekortkomingen ongedaan te maken en/of een herstelplan te ontwikkelen en/of een reorganisatie door te voeren;
- Afname van kredietwaardigheid;
- De omvang van de zekerheden die de financier heeft (de waarde van pand- of hypotheekrechten, borgstellingen etc.);
- De tijd die een kredietnemer krijgt om de problemen op te lossen;
- Eventuele gewekte verwachtingen door de financier;
- De gevolgen voor de financier bij voortzetting van de kredietrelatie;
- Het gedrag en de betrouwbaarheid van de kredietnemer (heeft hij de bank altijd netjes geïnformeerd);
- Levensvatbaarheid van de onderneming;
- De mogelijkheden voor herfinanciering;
- De gehanteerde opzegtermijn;
- De gevolgen voor de werkgelegenheid of andere maatschappelijke belangen;
- De mate waarin en de wijze waarop de kredietverlener is gewaarschuwd.
Deze lijst is niet uitputtend: ook andere factoren kunnen relevant zijn. Zo kan bijvoorbeeld de economische situatie (crisis of hoogconjunctuur) van belang zijn, of de marktomstandigheden in de branche. In deze tijden van corona kan bijvoorbeeld betoogd worden dat van een financier enige coulance mag worden verwacht. Tegelijkertijd geldt dat als ondernemingen hun toekomstperspectief zien verdwijnen omdat zij door de crisis langer hun deuren gesloten moeten houden, het natuurlijk maar de vraag is in hoeverre zij nog levensvatbaar zijn.
Bij de beoordeling van de vraag of de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, is er doorgaans niet één doorslaggevende factor. Er wordt gekeken naar het geheel van relevante factoren. Het kan dus bijvoorbeeld zo zijn dat de opzegging grote gevolgen heeft voor de werkgelegenheid, maar toch gerechtvaardigd is. Tegelijkertijd kan het ook zo zijn dat er weliswaar een tekortkoming is, maar de positie van de financier redelijk goed blijft. Dat kan het geval zijn wanneer hij over voldoende zekerheden beschikt. In dat geval ligt een opzegging toch niet snel voor de hand.
Tot slot
In de praktijk zie ik dat er regelmatig mogelijkheden zijn om een kredietopzegging tegen te gaan of de gevolgen te beperken. Zelfs als de opzeggingsbepaling helder is, dient nog altijd gekeken te worden naar de omstandigheden van het geval. Een opzegging kan immers niet zomaar!