0%

Gepubliceerd op: 26 May 2014

Is een vennoot van een VOF aansprakelijk voor schulden die zijn ontstaan voordat de vennoot toetrad tot de VOF?

Is een vennoot van een VOF aansprakelijk voor schulden die zijn ontstaan voordat de vennoot toetrad tot de VOF?
In artikel 18 van het Wetboek van Koophandel is bepaald dat een vennoot van een vennootschap onder firma (VOF) hoofdelijk verbonden (en dus aansprakelijk) is voor de verbintenissen van de VOF. Maar geldt dat ook voor schulden die zijn ontstaan vóórdat de vennoot toetrad tot de VOF? Die vraag stond centraal in een zaak die onlangs bij de Rechtbank Overijssel speelde. Wat was er aan de hand? De eiser in de procedure had via assurantietussenpersoon De Regge VOF in 2006 en 2010 levensverzekeringspolissen afgesloten bij verzekeringsmaatschappijen. De eiser betaalde in totaal € 35.000,00 ten behoeve van deze polissen aan De Regge, die deze bedragen (aldus eiser) diende door te betalen aan de verzekeringsmaatschappijen. De Regge heeft deze bedragen echter nooit doorbetaald, waardoor de polissen minder waarde vertegenwoordigden dan eiser beoogde. Eiser stelde hierdoor schade te hebben geleden. De gedaagde vennoot was in 2011 als vennoot toegetreden tot De Regge VOF. In 2012 is de VOF uitgeschreven. Bij de VOF waren in totaal drie vennoten betrokken; twee daarvan waren inmiddels failliet. Alleen gedaagde kon dus eventueel nog verhaal bieden. De eiser sprak daarom ook gedaagde aan en stelde zich op het standpunt dat de gedaagde aansprakelijk is voor de geleden schade, omdat een vennoot hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden van de VOF. De gedaagde vennoot stelde evenwel dat zij niet aansprakelijk kan worden gehouden voor schulden van de VOF, die ontstaan zijn vóórdat zij toetrad als vennoot. Vervolgens boog de rechtbank zich over deze kwestie. De rechtbank stelde daarbij voorop dat in de literatuur en eerdere jurisprudentie verschillend werd geoordeeld over de vraag of een vennoot aansprakelijk is voor ‘oude schulden’ van de VOF. Daarbij merkte zij op dat enkele jaren geleden een wetsvoorstel voor personenvennootschappen voorlag, waarin met zoveel woorden stond dat een nieuwe vennoot slechts verbonden is voor verbintenissen die ontstaan ná zijn toetreding. Dat wetsvoorstel is echter ingetrokken, zodat, aldus de rechtbank, ook daaraan geen doorslaggevende betekenis kan toekomen. Hoe de zaak dan op te lossen? De rechtbank stelde dat aansluiting moet worden gezocht bij een arrest van de Hoge Raad uit 2013, waarin de Hoge Raad zich heeft uitgesproken over de aansprakelijkheid van maten in een maatschap. Daarin oordeelde de Hoge Raad dat een maat van een maatschap aansprakelijk is voor schulden van de maatschap, als:
  • de maatschap na toetreding van de maat de opdracht heeft aanvaard, waaruit de schuld voortvloeit, of
  • een deel van de schuld is ontstaan nadat de maat was toegetreden.
De rechtbank oordeelde vervolgens dat de situatie van de VOF op dit punt niet relevant verschilt van een maatschap. Zij nam de door de Hoge Raad aangegeven maatstaf dan ook één op één over. Daarop concludeerde de rechtbank dat de opdracht met betrekking tot de levensverzekeringspolissen was aanvaard vóórdat gedaagde vennoot werd, en dat de schuld was ontstaan op het moment dat De Regge het bedrag moest doorbetalen aan de verzekeringsmaatschappijen. Aangezien de doorbetaling moest geschieden vóórdat de vennoot toetrad, was de schuld niet (ook niet gedeeltelijk) ontstaan nadat de vennoot toetrad. De rechtbank oordeelde dan ook dat de vennoot niet aansprakelijk is voor schulden die zijn ontstaan voordat de vennoot toetrad. Voor schuldeisers van een VOF maakt dit de situatie wel onoverzichtelijker. Immers, gekeken moet worden naar de vraag wie op het moment van het ontstaan van de schuld danwel op het moment van het aangaan van de overeenkomst, vennoot was van de VOF. Dat kan betekenen dat de handelsregisterhistorie zal moeten worden onderzocht; bovendien kan deze uitspraak ertoe leiden dat er allerlei discussies rijzen over de vraag wanneer de schuld nu precies is ontstaan. Voorts merk ik op dat het maar zeer de vraag is of de aangehaalde aansprakelijkheidsnorm voor maten van een maatschap, ook kan worden gehanteerd voor vennoten van een VOF. Er bestaan immers substantiële verschillen tussen een VOF en een maatschap, niet in de laatste plaats omdat maten van een maatschap in beginsel niet hoofdelijk aansprakelijk zijn voor schulden van de maatschap (maar slechts voor gelijke delen). Tegelijkertijd biedt deze uitspraak ruimte voor nieuwe vennoten van een VOF, die onverwacht geconfronteerd worden met oude verbintenissen. Aan die oude verbintenissen hebben zij doorgaans niets kunnen doen; zij zijn die immers niet aangegaan en konden niets doen om deze te voorkomen. Bovendien zullen zij normaal gesproken ook geen voordeel hebben verkregen bij de verbintenis – het eventuele voordeel is vaak al genoten voordat de nieuwe vennoten toetreden tot de VOF. Betoogd kan dan ook worden dat het fair is dat nieuwe vennoten niet alsnog de dupe worden van ‘lijken in de kast’. Overigens is hiermee niet het laatste woord over dit onderwerp gezegd. Het betreft hier immers een uitspraak van een lagere rechtbank; het is afwachten of een gerechtshof of de Hoge Raad de uitgezette koers zal volgen.

Tags

Datum

26 May 2014