In artikel 18 van het Wetboek van Koophandel is bepaald dat een vennoot van een vennootschap onder firma (VOF) hoofdelijk verbonden (en dus aansprakelijk) is voor de verbintenissen van de VOF. Maar geldt dat ook voor schulden die zijn ontstaan vóórdat de vennoot toetrad tot de VOF?
Die vraag stond centraal in een zaak die onlangs bij de Rechtbank Overijssel speelde.
Wat was er aan de hand? De eiser in de procedure had via assurantietussenpersoon De Regge VOF in 2006 en 2010 levensverzekeringspolissen afgesloten bij verzekeringsmaatschappijen. De eiser betaalde in totaal € 35.000,00 ten behoeve van deze polissen aan De Regge, die deze bedragen (aldus eiser) diende door te betalen aan de verzekeringsmaatschappijen. De Regge heeft deze bedragen echter nooit doorbetaald, waardoor de polissen minder waarde vertegenwoordigden dan eiser beoogde. Eiser stelde hierdoor schade te hebben geleden.
De gedaagde vennoot was in 2011 als vennoot toegetreden tot De Regge VOF. In 2012 is de VOF uitgeschreven. Bij de VOF waren in totaal drie vennoten betrokken; twee daarvan waren inmiddels failliet. Alleen gedaagde kon dus eventueel nog verhaal bieden. De eiser sprak daarom ook gedaagde aan en stelde zich op het standpunt dat de gedaagde aansprakelijk is voor de geleden schade, omdat een vennoot hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden van de VOF.
De gedaagde vennoot stelde evenwel dat zij niet aansprakelijk kan worden gehouden voor schulden van de VOF, die ontstaan zijn vóórdat zij toetrad als vennoot.
Vervolgens boog de rechtbank zich over deze kwestie. De rechtbank stelde daarbij voorop dat in de literatuur en eerdere jurisprudentie verschillend werd geoordeeld over de vraag of een vennoot aansprakelijk is voor ‘oude schulden’ van de VOF. Daarbij merkte zij op dat enkele jaren geleden een wetsvoorstel voor personenvennootschappen voorlag, waarin met zoveel woorden stond dat een nieuwe vennoot slechts verbonden is voor verbintenissen die ontstaan ná zijn toetreding. Dat wetsvoorstel is echter ingetrokken, zodat, aldus de rechtbank, ook daaraan geen doorslaggevende betekenis kan toekomen.
Hoe de zaak dan op te lossen? De rechtbank stelde dat aansluiting moet worden gezocht bij een arrest van de Hoge Raad uit 2013, waarin de Hoge Raad zich heeft uitgesproken over de aansprakelijkheid van maten in een maatschap. Daarin oordeelde de Hoge Raad dat een maat van een maatschap aansprakelijk is voor schulden van de maatschap, als:
- de maatschap na toetreding van de maat de opdracht heeft aanvaard, waaruit de schuld voortvloeit, of
- een deel van de schuld is ontstaan nadat de maat was toegetreden.