Na de Tweede Kamer heeft op 30 maart 2021 ook de Eerste kamer ingestemd met het wetsvoorstel van Kamerleden Van Toorenburg en Koerhuis. De initiatiefnemers hopen dat na inwerkingtreding van het wetsvoorstel kraken door middel van ‘flitsuitzettingen’ sneller kan worden aangepakt. Gelet op de vele bezwaren die tegen het wetsvoorstel zijn geuit, is het nog niet zeker of het wetsvoorstel daar ook daadwerkelijk voor zal zorgen.
Huidige situatie
Bij de invoering van de Wet Kraken en Leegstand op 1 oktober 2010 werd kraken al strafbaar gesteld, maar dat heeft het maatschappelijk fenomeen kraken niet doen verdwijnen. Deze nieuwe wet wijzigt niets aan de strafbaarheid van kraken, maar beoogt de strafrechtelijke aanpak daarvan te bespoedigen.
De initiatiefwet ziet op aanpassing van artikel 551a Sv. Op grond van dat artikel en het beleid van het OM moet een strafrechtelijke ontruiming worden aangekondigd, om krakers de mogelijkheid te bieden om een kort geding procedure aan te spannen. Als de krakers daar binnen zeven dagen toe overgaan, dan kan de ontruiming pas plaatsvinden als de voorzieningenrechter daartoe beslist. Daarbij zal de voorzieningenrechter een belangenafweging maken tussen het huisrecht van de krakers en het eigendomsrecht van de eigenaar.
De huidige situatie leidt ertoe dat ontruimingen vaak vertraging oplopen als gevolg van kort gedingprocedures. Het is geen uitzondering dat dergelijke procedures tot wel 8 weken kunnen duren. Dat is maatschappelijk en politiek als onwenselijk ervaren. Krakers trokken namelijk in een pand en wisten met een beroep op het procesrecht dat zij er gemiddeld genomen 2 maanden konden verblijven totdat er een uitspraak van de voorzieningenrechter werd toegewezen.
Initiatiefwet
De initiatiefwet heeft als doel om de tijd tussen de aankondiging en de daadwerkelijke ontruiming aanzienlijk te verkorten. Om dat te bewerkstelligen kan de Officier van Justitie na inwerkingtreding van de wet bij de rechter-commissaris een machtiging tot ontruiming vorderen. De rechter-commissaris dient daar vervolgens binnen 72 uur op te beslissen. Op grond van die machtiging kan de ontruiming door het OM dadelijk plaatsvinden. Op deze manier kan bij kraken sneller worden ingegrepen terwijl er toch een toetsing van een onafhankelijke rechter aan vooraf gaat, zo is het idee van de wetgever.
Bezwaren tegen de initiatiefwet
Door onder meer de Raad voor de Rechtspraak, de Nederlandse Orde van Advocaten en de ‘Amsterdamse Driehoek’ zijn bezwaren tegen het wetsvoorstel kenbaar gemaakt. Daarbij is onder meer gewezen op het feit dat het wetsvoorstel ervan uitgaat dat een bescheiden dossier aan de rechter-commissaris kan worden overgelegd en dat het horen van de krakers onvoldoende is uitgewerkt. Er worden grote vraagtekens gezet of daarmee wordt voldaan aan onder meer de vereisten van een zorgvuldige belangenafweging, het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel en hoor en wederhoor, hetgeen wel wordt gewaarborgd in de huidige procedure bij de civiele rechter.
Bovendien is het nog maar de vraag of de gewenste ‘flitsuitzetting’ in de praktijk wel haalbaar is. Zelfs als ontruiming op basis van een minder omvangrijk dossier mogelijk zal blijken, dan zal de rechter-commissaris toch voldoende informatie nodig hebben om een vergaande beslissing tot ontruiming te rechtvaardigen. De machtiging van de rechter-commissaris moet immers met redenen omkleed zijn. Oftewel, de Officier van Justitie zal alsnog een uitgebreid dossier moeten opbouwen om de vereiste machtiging te verkrijgen. In het wetsvoorstel wordt aan de krakers de mogelijkheid geboden om tegen het verstrekken van de machtiging in hoger beroep te gaan. Dat gebeurt bij de rechtbank en moet plaatsvinden binnen 14 dagen na dagtekening van de beslissing van de rechter-commissaris. Hoewel dat de uitvoerbaarheid van de ontruiming niet schorst, zal de mogelijkheid van hoger beroep een rechter-commissaris behoedzaam maken om niet te snel de machtiging met de mogelijk onomkeerbare gevolgen te verlenen. Daarbij is praktisch nog van belang dat een gedwongen ontruiming door het OM en de politie moet worden voorbereid en gepland (mankracht, materieel), zodat een dadelijke ontruiming na het verkrijgen van de machtiging, zoals beoogd met de nieuwe wet, afhankelijk is van hun beschikbaarheid op een dusdanige korte termijn.
Positie eigenaar
De nieuwe wet laat onverlet dat het OM op basis van het opportuniteitsbeginsel bepaalt of gekozen wordt voor een flitsuitzetting. De eigenaar van een pand dat gekraakt is, doet er verstandig aan daarvan direct aangifte te doen en van het OM te verlangen dat een machtiging tot ontruiming wordt verzocht bij de rechter-commissaris. Bij dat verzoek, dat overigens niet gereguleerd is in de wet, dient de eigenaar dan zoveel mogelijk gegevens omtrent de kraakactie te overleggen. Daarbij kan gedacht worden aan de gegevens van het gebouw en de toestand daarvan, ook voor wat betreft (brand-)veiligheid, het tijdstip waarop het pand gekraakt is, of de eigenaar zelf al gevorderd heeft dat de krakers het pand ontruimen, de aangifte van de kraakactie, het geschatte aantal krakers, het gebruik van het gebouw op het moment van kraak (al dan niet in leegstandsbeheer gegeven), de gevolgen van de kraakactie voor gebruikers en eigenaar, het voorgenomen gebruik van het pand en de daarbij geldende planning, de schade die de eigenaar lijdt en nog zal lijden als gevolg van de kraakactie, de impact en overlast die de krakers veroorzaken voor de leefomgeving van de direct aangrenzende panden en eventuele gevolgen voor de dekking van het gekraakte gebouw onder de opstalverzekering.
Op basis van deze en eventuele overige specifieke informatie kan het OM een zorgvuldige afweging maken van de ernst van de verstoring van de rechtsorde die door de kraakakte wordt veroorzaakt en kan de afweging gemaakt worden of een flitsontruiming opportuun is. Tevens wordt daarmee voorkomen dat de rechter-commissaris zijn machtiging weigert wegens een gebrek aan bewijs.
Wat als het OM weigert op te treden?
Indien het OM weigert om haar wettelijke bevoegdheid te gebruiken, dan kan de eigenaar een zogenaamde artikel 12 procedure starten bij het gerechtshof. Daarin wordt verzocht dat het OM wordt gelast alsnog op te treden. Met een dergelijke procedure is doorgaans veel tijd gemoeid. In alle gevallen blijft de civiele rechter als restrechter bevoegd om kennis te nemen van ontruimingsvorderingen in een civielrechtelijke kort geding. Gelet op de bezwaren die vanuit de driehoek (waarin het OM tevens vertegenwoordigd is) tegen de wetswijziging zijn geuit, acht ik de rol van de civiele rechter als restrechter in kraakzaken allerminst uitgespeeld na de wetswijziging.
Conclusie
Ondanks alle bezwaren is het wetsvoorstel wel aangenomen. De datum waarop de wet in werking zal treden is nog niet bepaald. Tevens zal nog moeten blijken of de nieuwe wet van toepassing is op reeds op het moment van inwerkintreding bestaande kraaksituaties. Indien een eigenaar van een gekraakt pand snel het OM van voldoende informatie voorziet, dan zou de nieuwe wet ervoor moeten zorgen dat het pand binnen een kwestie van dagen wordt ontruimd. Uiteindelijk zal de praktijk moeten leren of krakers middels een flitsuitzetting ook daadwerkelijk op een korte termijn kunnen worden bestreden dan momenteel het geval is.