Dit speelde in een zaak die recent is voorgelegd aan de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland.
Feiten
Tussen HB Transport (Oostenrijkse vennootschap) en Flory Cart (Italiaanse vennootschap) zijn gerechtelijke procedures gevoerd voor de Nederlandse rechter. Flory Cart is veroordeeld tot betaling van diverse bedragen aan HB Transport. In dezelfde uitspraken is Albert Heijn (Nederlandse vennootschap) veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan Flory Cart. Tot zekerheid voor het verhaal van haar vorderingen heeft HB Transport ten laste van Flory Cart conservatoir derdenbeslag gelegd onder Albert Heijn. Het daarvoor benodigde beslagverlof is verleend door de Nederlandse rechter.
Enige tijd later is Flory Cart in ‘concordato preventivo’ (vergelijkbaar met de Nederlandse surseance van betaling) verklaard. Aansluitend is Flory Cart door de Italiaanse rechtbank te Lucca failliet verklaard. HB Transport heeft de vordering waarvoor zij beslag had gelegd onder Albert Heijn ingediend in het faillissement van Flory Cart. De Italiaanse rechtbank heeft de ingediende vordering erkend. Vervolgens heeft de curator van Flory Cart aangekondigd dat de door HB Transport gelegde beslagen dienden te worden opgeheven. Na correspondentie heeft HB Transport de conservatoire beslagen gedeeltelijk opgeheven.
Geschil
In dit kort geding vordert de curator van Flory Cart opheffing van de resterende (derden)beslagen die HB Transport ten laste van Flory Cart onder Albert Heijn heeft gelegd.
Bevoegde rechter
Vanwege de internationale aspecten onderzoekt de voorzieningenrechter eerst of de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van de zaak. Dat is het geval nu het beslagverlof is verleend door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. Op grond van artikel 35 Brussel I bis Verordening jo. artikel 705 Rv kan de voorzieningenrechter die verlof tot beslaglegging heeft verleend, dat beslag ook opheffen op vordering van elke belanghebbende.
Toepasselijk recht
Vervolgens beoordeelt de voorzieningenrechter welk recht van toepassing is. Op grond van artikel 84 Insolventieverordening (IVO) zijn de bepalingen daarvan van toepassing op insolventieprocedures die na 26 juni 2017 zijn geopend. De IVO is daarom ook van toepassing op het faillissement van Flory Cart. Artikel 7 IVO bepaalt dat de insolventieprocedure en de gevolgen daarvan worden beheerst door het recht van de lidstaat op wiens grondgebied de insolventieprocedure is geopend. Flory Cart is failliet verklaard door de rechtbank te Lucca, Italië. Daarom worden het faillissement en de gevolgen daarvan beheerst door het Italiaanse recht. De beslagen zijn gelegd in Nederland en naar Nederlands recht. Daarom dient de vordering tot opheffing van de beslagen op grond van artikel 10:3 BW naar Nederlands (proces)recht te worden beoordeeld.
Spoedeisend belang
De voorzieningenrechter stelt vast dat de curator van Flory Cart een voldoende spoedeisend belang heeft. Dit vloeit voort uit de aard van de vordering. Bovendien heeft de curator belang bij opheffing van de beslagen om het faillissement verder te kunnen afwikkelen. Daarbij is ook van belang dat de termijn voor het indienen van vorderingen in het faillissement spoedig zal sluiten. Onder deze omstandigheden kan niet van de curator worden gevergd dat hij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
Inhoudelijke beoordeling
Artikel 51 van de Italiaanse Faillissementswet bepaalt dat vanaf de dag dat het faillissement wordt uitgesproken geen individuele conservatoire of executoriale maatregelen kunnen worden ingesteld of voortgezet op zaken die tot het faillissement behoren of op vorderingen die tijdens het faillissement zijn ontstaan.
Net als in het Nederlandse faillissementsrecht verliezen alle ten laste van de failliet gelegde beslagen (zowel conservatoir als executoriaal) dus hun werking door de faillietverklaring. Wat onder het beslag viel, komt onder het algemene faillissementsbeslag en strekt tot verhaal van de gezamenlijke schuldeisers van de failliet. Gelet op de tekst en de kennelijke ratio van artikel 51 van de Italiaanse Faillissementswet acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat deze regel ook geldt voor beslagen die zijn gelegd ter verzekering van het verhaal van boedelvorderingen. Het kan niet zo zijn dat een individuele schuldeiser de correcte afwikkeling van het faillissement kan frustreren door beslag te leggen. Dat zou strijdig zijn met de belangen van alle schuldeisers.
Op basis van het voorgaande heft de voorzieningenrechter de door HB Transport ten laste van Flory Cart onder Albert Heijn gelegde beslagen op voor zover deze op grond van het Italiaanse recht nog niet van rechtswege zijn vervallen als gevolg van het faillissement van Flory Cart. Dit laatste kan de voorzieningenrechter op grond van de beschikbare informatie niet met zekerheid vaststellen.
Tot slot verklaart de voorzieningenrechter zijn vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Daarbij wordt overwogen dat dit tot de essentie behoort van een voorlopige voorziening. Daarvan kan niet lichtvaardig worden afgeweken. Er is geen sprake van een bestaande toestand die HB Transport zou kunnen behouden wanneer het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad zou worden verklaard. De opheffing van de beslagen vindt immers zijn oorsprong in artikel 51 van de Italiaanse Faillissementswet op grond waarvan alle gelegde beslagen niet kunnen worden voortgezet en mogelijk van rechtswege zijn vervallen.
Deze bijdrage werd eerder gepubliceerd op
INS Updates (nummer 9 2020).
De volledige uitspraak is
hier te lezen.