0%

Voor ontwikkelaars en beleggers zijn krakers meestal een doorn in het oog. Panden die herontwikkeld worden vormen immers een gewild object voor krakers. Zijn eenmaal de bouwplannen gereed en de benodigde vergunning verkregen, zodat het project eindelijk in uitvoering kan gaan, dan vormen krakers niet zelden een obstakel. Eerst moeten de krakers eruit, daarna kan de bouw beginnen.

Er zijn verschillende manieren om ontruiming van krakers te bewerkstelligen. Voordat eventueel via een civielrechtelijk kort geding ontruiming wordt gevorderd, bestaat de mogelijkheid van strafrechtelijke ontruiming door de Officier van Justitie op verzoek van de eigenaar van het gekraakte pand. Handhaving van de rechtsorde geschiedt krachtens artikel 124 van de wet op de rechtelijke organisatie (RO) door het Openbaar Ministerie (en dus door de Officier van Justitie), die daarbij op grond van artikel 2 Politiewet gebruik maakt van de hulp van de politie.

Die bevoegdheid van de Officier van Justitie strekt er toe een einde te maken aan de strafbare feiten, die zijn omschreven in de artikelen 138 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en 429sexies Sr. In artikel 138 Sr is bepaald dat degene die wederrechtelijk een pand binnentreedt dat bij een ander in gebruik is en zich niet aanstonds verwijdert op vordering van de eigenaar, gestraft wordt met een gevangenisstraf of een geldboete. In artikel 429sexies Sr is bepaald dat dit ook geldt ten aanzien van een pand dat weliswaar niet meer in gebruik is, maar waarvan het gebruik niet langer dan een jaar voordien door de eigenaar is gestaakt. Kon de eigenaar aantonen dat het betreffende pand niet langer dan een jaar had leeggestaan, dan volstond doorgaans een schriftelijk verzoek aan de Officier van Justitie om tot strafrechtelijke ontruiming van de krakers over te gaan.

Zo ging het ook in de hierna beschreven zaak. Een pand dat dan nog geen jaar had leeggestaan werd gekraakt en de Officier van Justitie had aangekondigd de gekraakte ruimte te zullen ontruimen wegens overtreding van de voormelde artikelen.

De betreffende kraker vorderde in kort geding een verbod tot het toepassen van strafrechtelijke dwangmiddelen, waaronder de ontruiming, door de Officier van Justitie. De kraker beriep zich daarbij erop dat die strafrechtelijke ontruiming inbreuk zou maken op het - ingevolge artikel 8 van het Europese Verdrag voor de rechten van de Mens (EVRM) en artikel 12 van de Grondwet – aan de kraker toekomende huisrecht en stelde dat de Officier van Justitie geen ontruimingsbevoegdheid zou toekomen omdat een specifieke wettelijke bepaling daartoe zou ontbreken.

De voorzieningenrechter te Utrecht verwierp het betoog van de kraker op grond van de overweging dat de bevoegdheid tot handhaving van de rechtsorde de Officier van Justitie reeds voldoende wettelijke grondslag verschafte om tot ontruiming over te gaan. Het gebruik dat de kraker van het pand maakte, vormde een strafbaar feit en aan de Officier van Justitie kon derhalve niet de bevoegdheid worden ontzegd om aan die situatie in het kader van de handhaving van de rechtsorde een einde te maken, aldus de voorzieningenrechter. Een nadere specifieke wettelijke bepaling, waarbij de bevoegdheid tot ontruiming aan de Officier van Justitie wordt toegekend, was volgens de voorzieningenrechter dan ook overbodig.

De kraker berustte echter niet in het kort geding vonnis en ging daarvan in hoger beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam. Recent heeft het Gerechtshof in hoger beroep het kort geding vonnis in eerste aanleg vernietigd en de Officier van Justitie alsnog verboden om tot strafrechtelijke ontruiming van het pand over te gaan. Hoewel het Gerechtshof overwoog dat de Officier van Justitie in beginsel gerechtigd was om tot strafrechtelijke ontruiming van het pand over te gaan wegens overtreding van de voormelde artikelen 138 Sr en 429sexies Sr, was het Gerechtshof desalniettemin van mening dat de bevoegdheid tot het maken van een inbreuk op het recht op bescherming van het huisrecht als bedoeld in artikel 12 Grondwet en artikel 8 EVRM voldoende kenbaar en voorzienbaar in de wet moet zijn omschreven en artikel 2 Politiewet en artikel 124 RO geen toereikende grondslagen vormen om een inbreuk op dit recht te kunnen rechtvaardigen.

De consequentie van het voorgaande is dat het in praktijk naar verwachting nog lastiger zal zijn om strafrechtelijke ontruiming van een gekraakt pand te bewerkstelligen. Gelukkig blijven er nog voldoende civielrechtelijke mogelijkheden over om daadwerkelijk ontruiming door krakers te bewerkstelligen. In een andere zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 maart 2009 terecht beslist dat het huisrecht niet in de weg staat aan een ontruiming op civielrechtelijke gronden omdat anders een kraker nooit meer zou kunnen worden ontruimd en dit niet de bedoeling kan zijn van het in artikel 8 EVRM neergelegde grondrecht.

Datum

22 Apr 2009