Tegenwoordig is regelmatig in het nieuws dat aannemers, die niet worden betaald, een retentierecht uitoefenen op het bouwwerk dat zij doende zijn te realiseren. Ook iedere autobezitter die voor onderhoud of reparatie naar de garage gaat, loopt het risico dat een retentierecht tegen hem of haar kan worden uitgeoefend, indien de rekening voor verrichte werkzaamheden niet wordt betaald. In artikel 3:291 BW is bepaald dat een schuldeiser een zaak kan terughouden totdat de vordering met betrekking tot die zaak is voldaan.
De wet geeft een schuldeiser in een aantal gevallen de bevoegdheid om de nakoming van een verplichting tot afgifte van een zaak (auto, bouwwerk) aan zijn schuldenaar op te schorten totdat de vordering wordt voldaan. De retentor (lees: de schuldeiser) mag zich met voorrang op de zaak verhalen. Bij het uitoefenen van een retentierecht moet er voldoende samenhang zijn tussen de vordering van de schuldeiser en de zaak die hij terughoudt. Hij moet de teruggehouden zaak feitelijk in zijn macht hebben en dat moet naar derden ook duidelijk kenbaar zijn. Hij mag die rechten verdedigen, ook als de schuldenaar of derden daar nadeel van ondervinden. Wel moet de teruggehouden zaak een objectieve verkoopwaarde vertegenwoordigen. Het retentierecht eindigt doordat de zaak in de macht komt van de schuldenaar. Neemt de schuldenaar de zaak op onrechtmatige wijze terug, dan kan de schuldeiser de zaak weer opeisen en herleeft het retentierecht. Een retentor die zich wil verhalen op de teruggehouden zaak heeft geen recht van parate executie, in die zin dat hij eerst een executoriale titel moet halen om executoriaal beslag te kunnen leggen en zich op de zaak te kunnen verhalen.
Het feitelijke machtscriterium
De feitelijke macht over een zaak is van essentieel belang voor het kunnen uitoefenen van een retentierecht op die zaak. Zonder feitelijke macht over een zaak is het ook niet mogelijk afgifte van de betreffende zaak op te schorten totdat de vordering is voldaan. De feitelijke macht dient echter wel op rechtmatige wijze te zijn verkregen. Een garagehouder die nog een bedrag te vorderen heeft voor de reparatie van een auto, kan na afgifte van die auto deze niet meer bij de debiteur ophalen en vervolgens afgifte weigeren tenzij de reparatienota wordt betaald. De verkrijging van de feitelijke macht over de auto moet in dit voorbeeld dan ook voldoende samenhang hebben het uitvoeren van bijvoorbeeld een reparatie aan de auto.
Het kenbaarheidsvereiste/de derdenwerking
Feitelijk macht is één, het moet echter voor derden ook duidelijk zijn dat sprake is van feitelijke macht over de teruggehouden zaak. Het dient voor derden voldoende duidelijk te zijn dat en door wie het retentierecht wordt uitgeoefend. Het kenbaarheidsvereiste beoogt een derde slechts in die zin te beschermen dat deze derde op het moment dat hij een recht op de betrokken onroerende zaak wil verkrijgen, bedacht is op het ingeroepen retentierecht en aldus (zijn tegenprestatie voor) het verkrijgen van dit recht kan afwegen tegen de mogelijkheid dat een retentierecht aan dit recht in de weg kan staan.
Het einde van het retentierecht/herleven
Op grond van artikel 3:294 BW eindigt het retentierecht als de zaak in de macht komt van de schuldenaar. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren doordat de retentor de zaak weer overdraagt aan de schuldenaar. Of ook inlossing van de schuld aan de retentor heeft plaatsgevonden, is daarbij niet van belang. Ook zonder inlossing vervalt dan het retentierecht. Een retentor mag rechtmatig weigeren een teruggehouden zaak aan de eigenaar of een derde af te geven, om te voorkomen dat zijn retentierecht eindigt. Als een schuldenaar de zaak op onrechtmatige wijze uit de macht van de retentor brengt en onder zich neemt, gaat het retentierecht teniet. Opeisen op grond van artikel 3:295 BW bij de schuldenaar is niet mogelijk nu het retentierecht is beëindigd. Dergelijk onrechtmatig handelen werd in een uitspraak van de rechtbank Utrecht niet getolereerd. De rechtbank veroordeelde de onrechtmatige handelende eigenaar de zaak terug te brengen in de macht van de retentor, waardoor het retentierecht herleefde.
Verhaal van de retentor, hoe krijgt die zijn geld?
Het retentierecht geeft een schuldenaar de bevoegdheid de afgifte van de zaak op te schorten totdat zijn vordering is voldaan. Vaak betekent dat niet dat de schuldenaar ook overgaat tot betaling. De wetgever heeft aan de retentor een verhaalsrecht gegund waarmee de retentor zijn vordering met voorrang op de zaak kan verhalen. Die voorrang geldt dan tegen iedereen waartegen hij het retentierecht inroept. Om over te kunnen gaan tot verkoop van de teruggehouden zaak, dient de retentor eerst een executoriale titel (bijvoorbeeld een vonnis) te verwerven. Na het verkrijgen van de executoriale titel en het leggen van een executoriaal beslag onder zichzelf, kan openbare, dan wel onderhandse (na toestemming van de rechter) verkoop van de teruggehouden zaak plaatsvinden. Uit de opbrengst van de verkochte zaak kan de retentor zich dan met voorrang verhalen. Hij heeft daarbij veelal een voorrang ten opzichte van derden met een jonger recht en derden met een ouder recht.
Slotsom
Het retentierecht is een machtig wapen, maar moet wel zorgvuldig worden aangewend. Het betreft nogal complexe materie en vereist maatwerk. De Advocaten van Van Riet zijn gaarne bereid u hierover verder te adviseren.