Op grond van vaste jurisprudentie (onder meer uitspraak van 27 september 1999 in zaak nr. H01.98.10170) van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) over de vergoeding van deskundigenkosten, is zowel het inschakelen van een deskundige voorafgaande aan het besluit op de (planschade)aanvraag als de vergoeding van de daarmee gepaarde gaande kosten niet redelijk te achten als een verzoek om planschadevergoeding op grond van een procedureverordening door het bestuursorgaan voor advies moeten worden voorgelegd aan een onafhankelijke deskundige.
De Afdeling heeft echter ook al eerder overwogen (onder meer uitspraken van 11 april 2007 in zaak nr. 200603662/1, LJN: BA2662, en 16 april 2003 in zaak nr. 200203851/1, LJN AF7337) dat het inroepen van rechts- of deskundige bijstand in het kader van de vaststelling van de schade desondanks redelijk kan zijn, indien op basis van het bepaalde in de betreffende verordening bij de indiening van het verzoek van aanvrager een meer dan normale actieve en specialistische inbreng wordt gevraagd. Omstandigheden die daarbij van belang kunnen zijn, zo blijkt uit diezelfde jurisprudentie, zijn de eigen deskundigheid van de aanvrager en of het bevoegd gezag van de aangeleverde gegevens is uitgegaan.
Uitspraak
Een eigenaar van een perceel te Ittervoort heeft een verzoek om planschadevergoeding ingediend, als gevolg van een bij besluit van 11 januari 2005 krachtens artikel 19 WRO verleende vrijstelling voor de bouw van in totaal 29 woningen. Burgemeester en wethouders van Leudal kennen bij besluit van 11 mei 2010 aan de eigenaar een vergoeding toe, nadat het een deskundige om advies is gevraagd.
De eigenaar is het oneens met de hoogte daarvan en maakt bezwaar. Dit bezwaar wordt ongegrond verklaard. Daarop stelt de eigenaar beroep in bij de rechtbank Roermand (hierna: de rechtbank), die ook het beroep ongegrond verklaart. De eigenaar stelt vervolgt hoger beroep in bij de Afdeling.
In hoger beroep betoogt de eigenaar, voor zover voor de bespreking van deze uitspraak relevant, dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat burgemeester en wethouders hem terecht geen vergoeding hebben aangeboden voor de kosten die hij voorafgaand aan het primaire besluit heeft gemaakt. Daartoe voert hij aan dat het redelijk is dat hij zich in dat stadium van de procedure door een adviseur heeft laten bijstaan.
De Afdeling overweegt daarop nog maar eens dat voor het toekennen van een vergoeding voor kosten van rechtskundige bijstand, die voorafgaand aan het nemen van het besluit op een verzoek om planschadevergoeding zijn gemaakt, aanleiding kan bestaan, indien het inroepen van rechtsbijstand en de kosten daarvan redelijk zijn te achten. In dit geval heeft die situatie zich niet voorgedaan. Daartoe is van belang dat in de gemeentelijke regeling is voorgeschreven dat, indien om planschadevergoeding is verzocht, burgemeester en wethouders gehouden zijn advies te vragen aan een onafhankelijke deskundige. De eigenaar heeft, zonder dat advies af te wachten, een eigen adviseur ingeschakeld. Nu niet is gebleken dat het advies van de deskundige, dat blijk geeft van objectiviteit, niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, hebben burgemeester en wethouders de gestelde kosten van de door de eigenaar ingeschakelde adviseur terecht voor zijn rekening gelaten. Dit klemt te meer, nu hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door die adviseur verstrekte gegevens een relevante bijdrage hebben geleverd voor de beantwoording van de in geding zijnde rechtsvraag.