De ketenregeling onder de WWZ
De ketenregeling (artikel 7:668a BW) bepaalt wanneer een tijdelijke arbeidsovereenkomst (arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd) omgezet wordt naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dit is het geval wanneer er sprake is van een keten van opvolgende arbeidsovereenkomsten, al dan niet onderbroken door een korte pauze-periode. Volgens de huidige ketenregeling (sinds 1 juli 2015) kan een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tweemaal worden verlengd, zolang de totale duur van de drie arbeidsovereenkomsten niet langer is dan 24 maanden. De laatste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt –dus- automatisch omgezet naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als:- Het de vierde arbeidsovereenkomst in de keten is; of
- De totale duur van de arbeidsovereenkomsten een termijn van 24 maanden overschrijdt.
Kantonrechter Rechtbank Limburg d.d. 27 mei 2016
Bij de kantonrechter in Maastricht deed zich recent de volgende kwestie voor. De werknemer was op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar als administratief medewerkster in dienst getreden bij de werkgever (de eerste arbeidsovereenkomst). Na ommekomst van deze termijn werd de arbeidsovereenkomst verlengd voor een periode van vijf maanden, middels een document dat partijen het “aanhangsel bij de arbeidsovereenkomst” noemen (de tweede arbeidsovereenkomst). Tijdens de looptijd van deze tweede arbeidsovereenkomst komen de werkgever en de werkneemster overeen dat de werkneemster voor de –resterende- duur van die overeenkomst de (hogere) functie van juridisch medewerker zal gaan verrichten, met bijpassend salaris en meer contracturen. Opnieuw leggen partijen deze afspraken vast, in een document dat zij weer “aanhangsel bij de arbeidsovereenkomst” noemen (de derde arbeidsovereenkomst?). Vervolgens verlengen partijen de arbeidsovereenkomst nogmaals, voor de duur van drie maanden (de derde of de vierde arbeidsovereenkomst?). De werkgever en werkneemster zijn het nu oneens over de vraag of deze laatste arbeidsovereenkomst van rechtswege geëindigd is. Het antwoord hangt af van de kwalificatie van de afspraken van partijen: was de laatste verlenging van drie maanden de derde of de vierde arbeidsovereenkomst? Als het de derde arbeidsovereenkomst was (binnen de totale contractperiode van minder dan twee jaar), werd de keten van arbeidsovereenkomsten nog niet overschreden. Daarmee bleef die laatste arbeidsovereenkomst van drie maanden een overeenkomst voor bepaalde tijd, die van rechtswege eindigde na afloop van die termijn. Als het evenwel de vierde arbeidsovereenkomst was (binnen de totale contractperiode van minder dan twee jaar), werd de keten wèl overschreden. Dan converteerde deze vierde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, waarbij voor beëindiging daarvan actie nodig is. De kantonrechter overweegt dan ook dat het doorslaggevend is of de tussen partijen overeengekomen functiewijziging en urenuitbreiding voor de looptijd van de tweede arbeidsovereenkomst een nieuwe opvolgende arbeidsovereenkomst oplevert in de zin van de ketenregeling (artikel 7:668a lid 1 sub b BW), en concludeert dat dat niet het geval is:Binnen de duur van de tweede arbeidsovereenkomst hebben partijen in het aanhangsel bij de arbeidsovereenkomst –enkel- nieuwe afspraken gemaakt over de rechten en verplichtingen binnen dezelfde periode. De kantonrechter meent dat dat aanhangsel niet als een zelfstandige, opvolgende arbeidsovereenkomst in de zin van de ketenregeling van 7:668a BW kan worden aangemerkt. Er zijn geen aanwijzingen dat partijen het aangaan van een nieuwe arbeidsovereenkomst hebben beoogd. Dit betekent dat de laatste arbeidsovereenkomst (voor de duur van drie maanden) de derde in de keten was, en derhalve na ommekomst van de looptijd van rechtswege is geëindigd.“De woorden “keten”, “reeks” en “opvolgen” impliceren een lijn in tijd van, van elkaar onderscheiden, eenheden […] Van een reeks [is] sprake [is] wanneer de arbeidsovereenkomst en elkaar naadloos of met een onderbreking van ten hoogste zes maanden opvolgen. Van “opvolgen” in de zin van artikel 7:668a lid 1 onder b BW is in beginsel slechts sprake indien de nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aanvangt nadat de eerder overeengekomen bepaalde tijd is verstreken. Indien tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een wijziging in de arbeidsovereenkomst wordt overeengekomen zonder dat de einddatum daarbij later wordt gesteld, zal het van de bedoeling van partijen afhangen of het slechts gaat om een wijziging van de inhoud van de bestaande arbeidsovereenkomst dan wel om een beëindiging van de oude en het aangaan van een (aansluitende/opvolgende) nieuwe arbeidsovereenkomst. Partijen mogen immers bij arbeidsovereenkomsten zowel voor bepaalde als voor onbepaalde tijd nadere afspraken maken en wijzigingen in de bepalingen van die overeenkomsten (de arbeidsvoorwaarden) aanbrengen. Er is geen dwingendrechtelijke regel […] die dit verbiedt. “