Het achterhouden van documenten en bewijsstukken door een wederpartij kan leiden tot vermogensschade bij de schuldeiser. Te denken valt aan mede aandeelhouders die bepaalde rapporten over de vennootschap niet willen delen, of een werknemer die gevoelige en vertrouwelijke gegevens naar concurrenten e-mailt, maar die e-mails en de vindplaats daarvan niet prijs wil geven. De schuldeiser weet dat sprake is van schade en heeft een sterk vermoeden van wie aansprakelijk gehouden kan worden, maar verkeert in bewijsnood. Dat kan tot gevolg hebben, dat de schade niet verhaalbaar is.
Om inzage in stukken te verlangen, biedt artikel 843a Rv de mogelijkheid om, zelfs in kort geding, inzage in dat soort stukken te vorderen van de partij die deze informatie achterhoudt. De wederpartij wordt als partij opgeroepen in het geding. Pas wanneer de wederpartij daartoe wordt veroordeeld, is hij gehouden die gegeven daadwerkelijk te verstrekken. Daarmee ontstaat het risico, dat gedurende die procedure belastende informatie verdwijnt of zodanig wordt aangepast, dat aansprakelijkheid en schadeplicht aan de hand daarvan niet of niet eenvoudig meer is vast te stellen. De schuldeiser wint de bewijsprocedure, maar boekt uiteindelijk geen resultaat: op het moment dat de informatie verstrekt moet worden, is deze verdwenen of waardeloos. Kortom: hoe voorkomt een schuldeiser in bewijsnood dat de wederpartij met één druk op de deleteknop of een worp in de shredder het bewijsmateriaal vernietigt?
De wetgever onderkent dat in de praktijk behoefte is aan een snelle en adequate maatregel om beslag op bewijs te leggen en het veilig te stellen. In zijn arrest van 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9958, geeft de Hoge Raad, op voorzet van de wetgever, dan ook een regeling voor ‘conservatoir bewijsbeslag’. In dat arrest geeft de Hoge Raad antwoord op een aantal prejudiciële vragen van de voorzieningenrechter.
Bestaat voor de beslagene een verplichting om mee te werken aan de beslaglegging in die zin dat hij verplicht is het in het verlof bedoelde bewijsmateriaal toegankelijk te maken voor beslaglegging door het verstrekken van gebruikersnamen, wachtwoorden, etc.?
Beslaglegging in de praktijk
Voor het leggen van conservatoir beslag moet een verzoekschrift tot beslaglegging door een advocaat bij de bevoegde voorzieningenrechter worden ingediend. De Hoge Raad schrijft voor, dat in het inleidende verzoekschrift de in beslag te nemen bescheiden zo precies dienen te worden omschreven als in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van de verzoeker kan worden verlangd, omdat de beslaglegging niet mag ontaarden in een fishing expedition. In het verzoekschrift dient zowel de rechtsbetrekking te worden gesteld met het oog waarop het verlof wordt gevraagd, als de identiteit van de wederpartij of de derde onder wie het beslag moet worden gelegd. Er kan dus niet zomaar beslag gelegd worden op alle documenten die op een computer zijn opgeslagen of op alle stukken en bescheiden die iemand onder zich heeft.
Vrees voor verduistering
Het beslag moet ook noodzakelijk zijn en de beslaglegger moet daarbij voldoende belang hebben. In het verzoekschrift moet de verzoeker volgens de Hoge Raad zijn belang bij de beslaglegging voldoende aannemelijk maken en feiten en omstandigheden stellen waaruit volgt dat de beslaglegging met het oog daarop noodzakelijk is. Daartoe is nodig dat gegronde vrees bestaat dat de betrokken bescheiden anders verloren gaan, en dat de beoogde bewijsvoering niet op andere, voor de beslagene minder ingrijpende wijze kan plaatsvinden (zie de MvT bij art. 1019b Rv, Kamerstukken II 2005/06, 30 392, nr. 3,p. 20: de keuze van de maatregelen dient te worden geleid door overwegingen van proportionaliteit en subsidiariteit).
Het beslag
Na verkregen verlof van de voorzieningenrechter kan beslag gelegd worden. De deurwaarder die het beslag legt, heeft daarbij toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is. Daaronder valt dus ook de woning van de beslagene. Indien nodig kan een IT-specialist aanwezig zijn om computerbestanden veilig te stellen of om de bestanden te bewaren. Omdat het betreden van elke plaats, waaronder de woning van de beslagene en het inzien van diens gegevensdragers ingrijpende inbreuken op iemands persoonlijke levenssfeer kunnen betekenen, worden door de Hoge Raad hoge eisen gesteld aan de stelplicht van degene die verlof vraagt om bewijsbeslag te leggen. Indien het verlof wordt verleend, geldt wat betreft de omstandigheid dat het beslag in een woning moet worden gelegd, dat de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit meebrengen dat het privéleven en het familie- en gezinsleven van degene onder wie het beslag wordt gelegd, zoveel mogelijk worden gerespecteerd. De voorzieningenrechter kan op de omstandigheden van het geval toegesneden voorwaarden in zijn uitspraak opnemen.
Wachtwoorden en gegevens ‘in the cloud’?
Maar wat als de wederpartij de CD-ROM of USB-stick met de gewenste bestanden heeft vergrendeld en de deurwaarder geen toegang tot de bestanden geeft? Daarover zegt de Hoge Raad dat – indien toegang wordt geweigerd – de deurwaarder zo nodig de gegevensdrager zelf in beslag neemt. De Hoge Raad is namelijk van oordeel dat een medewerkingsplicht van de beslagene om toegang te verlenen niet hoeft te worden aangenomen, indien tijdens de beslaglegging een gegevensdrager wordt aangetroffen waarop een of meer versleutelde of met een toegangscode beschermde bestanden staan. Indien redelijke grond bestaat om te vermoeden dat deze bestanden zijn aan te merken als bescheiden in de zin van het beslagverlof, kan de deurwaarder deze gegevensdrager zelf in beslag nemen als de bestanden niet voor hem toegankelijk worden gemaakt. De rechter in de hoofdzaak beoordeelt of de wederpartij of de derde is gehouden de toegang tot de bestanden te verschaffen; hetzelfde geldt voor de consequenties voor het geval dit ten onrechte door de beslagene of de derde wordt geweigerd. Kortom: als de gegevens niet vrij toegankelijk zijn, maar op een gegevensdrager bij de beslagene staan, dan kan de gegevensdrager zelf in beslag worden genomen, zulks uiteraard voor risico van de beslaglegger.
Is er geen fysiek meeneembare gegevensdrager aanwezig, bijvoorbeeld indien data elders op internet of ‘in the cloud’ zijn opgeslagen, dan is dat anders. De Hoge Raad is namelijk van oordeel, dat indien tijdens de tenuitvoerlegging van het beslagverlof redelijke gronden blijken te bestaan om te vermoeden dat de beslagene of de derde digitale bestanden elders dan op een aangetroffen gegevensdrager (bijvoorbeeld ‘in the cloud’) bewaart, en dat deze bestanden vallen onder het beslagverlof, hij deze bestanden voor de deurwaarder toegankelijk dient te maken. De rechterlijke toestemming tot beslaglegging omvat in dit soort gevallen immers uit haar aard mede een tot de beslagene of de derde gericht bevel om de noodzakelijke medewerking te verlenen aan de beslaglegging omdat die toestemming anders zinloos zou zijn.
De hoofdzaak
Na beslaglegging moet binnen de door de voorzieningenrechter in het beslagverlof bepaalde termijn de vordering in de hoofdzaak worden ingesteld door middel van het uitbrengen van de dagvaarding. Daarmee is de beslagene bekend met de inhoud van de feiten en gronden van de vordering waarvoor beslag gelegd is. In de hoofdzaak wordt gevorderd de veiliggestelde stukken in te mogen zien. Dat kan in kort geding. Het bewijsbeslag is dus een maatregel die strekt tot het veiligstellen van de stukken, niet het inzien daarvan.
Conclusie
De Hoge Raad geeft in dit arrest een in de praktijk uitvoerbare regeling voor het leggen van ‘bewijsbeslag’. Met deze regeling kunnen partijen snel hun bewijspositie veiligstellen en bepalen of zij met het beslagen bewijs ook daadwerkelijk een goede positie hebben in een eventuele gerechtelijke procedure.
Volledig arrest:
Hoge Raad | 13 september 2013 | ECLI:NL:HR:2013:BZ9958