Indien uit een advies van een door een bestuursorgaan benoemde deskundige op objectieve en onpartijdige wijze blijkt welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, mag dat bestuursorgaan volgens vaste jurisprudentie (onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, hierna: de Afdeling, van 3 maart 2010 in zaak nr. 200905785/1/H2, LJN BL6224, BR 2010, p. 459) bij het nemen van een besluit op een verzoek om vergoeding van planschade van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht.
Een eigenaar van een vrijstaande woning met bijgebouw op een perceel te Oirschot verzoekt om vergoeding van planschade ten gevolge van het bestemmingsplan ‘Moorland-Oost’, waarmee gronden nabij de woning van de eigenaar in planologisch opzicht van een agrarisch gebied in een woongebied zijn gewijzigd. Door deze wijziging is de situeringswaarde van de woning gedaald, het uitzicht en de privacy aangetast en is geluidsoverlast ontstaan, aldus de eigenaar.
Nadat burgemeester en wethouders van Oirschot de schadecommissie van de gemeente Oirschot om advies hebben gevraagd, welke schadecommissie stelt dat waarde van de woning op de peildatum van € 525,000,00 naar € 510.000,00 is gedaald, wordt aan de eigenaar een vergoeding van € 15.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, toegekend.
De eigenaar maakt bezwaar en stelt, onder verwijzing naar een in zijn opdracht opgesteld taxatierapport, dat de waarde van zijn woning op de peildatum van € 600.000,00 naar € 520.000,00 is gedaald, zodat de planschadevergoeding ook hoger dient te zijn. Burgemeester en wethouders vragen de schadecommissie om nader advies, die daarop uiteenzet welke methoden bij het taxeren van de waarden zijn gehanteerd en op welke onderdelen een verschil van inzicht bestaat met de door de eigenaar geraadpleegde deskundige. Daarop besluiten burgemeester en wethouders het bezwaar ongegrond te verklaren.
Tegen dat besluit stelt de eigenaar beroep in bij de rechtbank te ‘s – Hertogenbosch (hierna: de rechtbank), die het beroep ongegrond verklaart, zodat de eigenaar hoger beroep instelt bij de Afdeling.
In hoger beroep betoogt appellant dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat, nu in het taxatierapport van de door de eigenaar geraadpleegde deskundige geen grond is te vinden voor het oordeel dat de schadecommissie tot een onzorgvuldige of onjuiste taxatie is gekomen, burgemeester en wethouders het advies van de schadecommissie aan hun besluit ten grondslag mochten leggen. Daartoe voert hij aan dat de schadecommissie, anders dan zijn deskundige, onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen van de planologische wijziging en dat uit de reactie van zijn deskundige op het nader advies van de schadecommissie blijkt dat de taxatie door de schadecommissie van de waardevermindering van zijn woning niet juist is.
De Afdeling overweegt daarop dat de adviezen van de schadecommissie op objectieve en onpartijdige wijze inzicht bieden in de feiten en omstandigheden die de conclusie kunnen dragen dat de eigenaar door het nieuwe bestemmingsplan een planschade, in de vorm van waardevermindering van de woning, ten bedrage van € 15.000,00 heeft geleden. Uit deze adviezen blijkt dat de door de eigenaar gestelde schadefactoren daarbij zijn betrokken.
Dat de door de eigenaar geraadpleegde deskundige, in zijn reactie op het nader advies van de schadecommissie, kritische kanttekeningen bij de door de schadecommissie gemaakte berekening van de waarde van de woning ten tijde van de peildatum onder het oude planologische regime heeft geplaatst en zelf bij het taxeren van deze waarde op een veel hoger bedrag dan de schadecommissie is uitgekomen, brengt niet met zich dat concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van de taxatie door de schadecommissie van deze waarde en de waardevermindering van de woning.
Derhalve geeft het aangevoerde geen grond voor het oordeel dat burgemeester en wethouders de aan het onderzoek van de schadecommissie verbonden conclusie niet aan het besluit ten grondslag hadden mogen leggen.
Naschrift
Deze uitspraak had de eigenaar kunnen verwachten. Desalniettemin wil ik toch proberen een lans voor hem te breken. Wanneer bestaat er voor de Afdeling namelijk wel voldoende twijfel aan de juistheid of volledigheid van de taxatie van een door het bestuursorgaan geraadpleegde deskundige? Dient een eigenaar daarvoor minimaal twee of meer taxatierapporten te verstrekken waaruit gemiddeld genomen een hogere waarde en waardevermindering op de peildatum volgt? Daarover heeft de Afdeling tot nog toe geen duidelijkheid verschaft. Indien de uitgangspunten van alle taxaties hetzelfde zijn, maar de door de aanvrager geraadpleegde deskundige of deskundigen gewoonweg tot andere bedragen komen dan de deskundige die het bestuursorgaan heeft geadviseerd, dan kan ik mij echter nog steeds niet aan de indruk onttrekken dat de Afdeling met dezelfde overweging het meer of anders gevorderde afwijst. De praktijk zal het leren.