Veel betalingen voor handelstransacties tussen ondernemingen onderling en tussen ondernemingen en overheidsinstanties worden (veel) later verricht dan contractueel is overeengekomen of in de algemene voorwaarden is vastgelegd. Met ingang van 16 maart 2013 kan dit nalatig handelen beter worden aangepakt door schuldeisers c.q. veel geld kosten voor schuldenaars.
Per die datum treedt namelijk een wet in werking die de Europese Richtlijn 2011/7/EU betreffende de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties implementeert. Hiertoe zijn de artikelen 6:96 en 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (“BW”) gewijzigd, en is er een nieuw artikel 6:119b BW ingevoerd. Doel van deze wetswijziging is om schuldeisers meer handvatten te bieden om betalingsachterstanden van hun schuldenaars te bestrijden. Deze nieuwe regels gelden alleen voor overeenkomsten die zijn gesloten op of na 16 maart 2013. Overigens heeft de wet(swijziging) voor particulieren geen gevolgen.
Betalingstermijnen
Ondernemingen onderling
De wetswijziging legt betalingstermijnen voor handelstransacties tussen ondernemingen onderling en tussen ondernemingen en overheidsinstanties (als debiteur) vast. Tussen ondernemingen onderling mag ex artikel 6:119a BW lid 5 in beginsel geen langere betalingstermijn worden overeengekomen dan de wettelijke termijn van 60 dagen. Van deze termijn kan slechts worden afgeweken, indien (i) partijen uitdrukkelijk (met wederzijds goedvinden) een langere termijn van betaling in de overeenkomst opnemen én (ii) deze termijn niet kennelijk onbillijk is jegens de schuldeiser. Om te beoordelen of dat laatste het geval is, is van belang dat de schuldenaar objectieve redenen moet hebben om af te wijken van de 60 dagen termijn. Voorts moet worden gekeken naar de aard van de prestatie en naar de gebruikelijke handelspraktijk.
Overheid en onderneming
Het nieuwe artikel 6:119b BW geeft een maximale betalingstermijn voor handelstransacties tussen overheidsinstanties en ondernemingen. Deze termijn bedraagt ex lid 5 in beginsel 30 dagen. Van deze termijn kan slechts worden afgeweken, indien (i) partijen uitdrukkelijk een langere termijn van betaling in de overeenkomst en aanbestedingsdocumenten opnemen én (ii) de bijzondere aard of eigenschappen van de overeenkomst dit ook objectief rechtvaardigen. De betalingstermijn mag nooit meer dan 60 dagen bedragen.
Direct verschuldigde incassokosten en wettelijke rente
Incassokosten
Vanaf 16 maart 2013 geldt voor alle handelscontracten dat de schuldenaar, ná het verstrijken van de betalingstermijn, ex artikel 6:96 lid 4 BW direct een standaardvergoeding van tenminste € 40,= voor incassokosten verschuldigd is. De maximale vergoeding is op grond van de staffel buitengerechtelijke incassokosten, al naar gelang de hoogte van de vordering, € 6.775,=. Die vergoeding is (zonder enige waarschuwing) verschuldigd nadat de laatste dag van betaling is verstreken. Van deze bepaling kan ex artikel 6:96 lid 5 BW slechts in het voordeel van de schuldeiser worden afgeweken, bijvoorbeeld door contractueel een (veel) hoger bedrag dan € 40,= overeen te komen.
Wettelijke rente
Voorts is de schuldenaar vanaf de dag nadat de wettelijke of overeengekomen laatste dag van betaling is verstreken, wettelijke rente ex artikel 6:119 BW verschuldigd.
Geen betalingstermijn overeengekomen
Wat nu als partijen geen betalingstermijn overeengekomen zijn? Ook daar is bij de wijziging van de wet aan gedacht. In dat geval is de schuldenaar ex artikelen 6:119a lid 2 en 6:119b lid 2 BW incassokosten en de wettelijke rente van rechtswege verschuldigd (a) 30 dagen nadat de schuldenaar de factuur heeft ontvangen; (b) indien de datum van ontvangst van de factuur niet vaststaat of indien de factuur eerder wordt ontvangen dan de prestatie: vanaf 30 dagen nadat de prestatie is ontvangen, of (c) indien de schuldenaar een termijn heeft bedongen waarbinnen hijzelf mag aanvaarden c.q. beoordelen of de prestatie aan de overeenkomst beantwoordt en hij de factuur ontvangt voordat hij de prestatie heeft aanvaard of beoordeeld: vanaf 30 dagen nadat hij de prestatie heeft aanvaard of beoordeeld, of, indien hij zich hierover niet uitlaat: vanaf 30 dagen nadat de bedongen termijn verstrijkt.
Ex artikelen 6:119a lid 4 en 6:119b lid 4 BW wordt de periode waarbinnen de schuldenaar de ontvangen prestatie kan aanvaarden c.q. beoordelen of deze aan de overeenkomst beantwoordt, in beginsel gemaximeerd op 30 dagen vanaf de datum van ontvangst van de prestatie. Hiervan kunnen partijen eveneens afwijken, indien zij uitdrukkelijk een langere termijn overeenkomen (ingeval van handelstransacties tussen ondernemingen onderling) c.q. in de overeenkomst en aanbestedingsdocumenten opnemen (ingeval van handelstransacties tussen overheidsinstanties en ondernemingen) én deze termijn niet kennelijk onbillijk is jegens de schuldeiser. Voor de vraag wat kennelijk onbillijk is, moet wederom in ogenschouw worden genomen (i) de vraag of de schuldenaar objectieve redenen heeft om af te wijken van de 30 dagen termijn, (ii) de aard van de prestatie en (iii) elke aanmerkelijke afwijking van goede handelspraktijken. Deze ‘open’ normen kunnen in de praktijk tot interessante casus leiden.
Conclusie
Kortom, overheidsinstanties dienen hun facturen terzake overeenkomsten die zijn gesloten op of na 16 maart 2013, in beginsel binnen een termijn van 30 dagen te voldoen. Voor ondernemingen geldt hiervoor in beginsel een termijn van 60 dagen. Betalen ondernemingen of overheidsinstanties niet (tijdig), dan zijn er direct incassokosten verschuldigd, alsmede de wettelijke rente. De wetswijziging is voor ondernemers een betere stok achter de deur om facturen betaald te krijgen en voor degenen die facturen ontvangen een aansporing om binnen de wettelijke termijn te betalen. Bij nieuw te sluiten overeenkomsten dienen ondernemers en overheidsinstanties aldus alert te zijn op de betalingsvoorwaarden die overeengekomen worden.