Rechtbank Haarlem, sector Kanton | 21 februari 2013 | LJN: BZ0096 - Procedure tot opleggen boete is niet conform het splitsingsreglement doorlopen. De vordering van de VvE tot het betalen van een boete door een appartementseigenaar wordt afgewezen.
Het appartementengebouw in kwestie betreft een galerijflat met drie woonlagen. De eerste woonlaag op de begane grond bestaat uit twee woonappartementen, een aantal bergingen en een toegang tot het trappenhuis.
Met toestemming van de ledenvergadering van de VvE heeft gedaagde in deze procedure, die op nummer 1 woont, op een gegeven moment toestemming gegeven om de vrije toegang tot en over de voor zijn appartement en het appartement van zijn buren gelegen galerij te beperken door het plaatsen van een hekje aan de voorzijde van het appartementencomplex. De reden hiervoor was dat passanten regelmatig op die locatie voor overlast zorgden. Gedaagde heeft echter om dezelfde reden ook een hekwerk aan de lange zijzijde van het gebouw aangebracht. Op de galerij aan de lange zijzijde heeft gedaagde daarnaast nog meubilair, fietsen, kratten en plantenbakken geplaatst.
De akte van splitsing bepaalt in artikel 2 lid 6 dat iedere eigenaar het genot zal hebben van de gemeenschappelijke gedeelten, met inachtneming van de bestemming hiervan en van het reglement. Hij mag geen inbreuk maken op het recht van medegenot van de andere eigenaren. In artikel 8 lid 2 van het splitsingsreglement is onder meer bepaald dat geen veranderingen aan het gebouw mogen worden aangebracht, waardoor het architectonisch uiterlijk ervan zou worden gewijzigd. In aanvulling hierop bepaalt artikel 39 lid 2 van het splitsingsreglement dat de ledenvergadering van de VvE een boete kan opleggen bij overtreding van een bepaling van het splitsingsreglement, maar alleen indien betrokkene geen gevolg geeft aan een schriftelijke waarschuwing daarmee op te houden. De boete die kan worden opgelegd bedraagt in casu hoogstens € 226,89.
De ALV beslist dat gedaagde schriftelijk zal worden verzocht haar spullen van de galerij te verwijderen en dat wanneer gedaagde niet zou reageren op deze brief, dan "zullen wij een boete opleggen die in de splitsingsakte staat".
Vervolgens is gedaagde bij brief d.d. 27 februari 2012 door het bestuur van de VvE gewaarschuwd om de galerij voor haar appartement vrij te maken en alle spullen te verwijderen, inclusief alle hekwerken. Daarbij is gedaagde eveneens gewezen op de boetebepaling in artikel 39 lid 2 van het splitsingsreglement. Gedaagde is vervolgens niet overgegaan tot verwijdering van de spullen en het hekwerk. Het bestuur van de VvE heeft gedaagde daarom op 16 mei 2012 een rekening gestuurd voor een bedrag ad € 226,89. Ondanks herhaalde aanmaning door het bestuur van de VvE, heeft gedaagde deze boete niet voldaan. De VvE heeft gedaagde daarom ter incasso van de boetes voor de sector Kanton van de rechtbank Haarlem gedagvaard.
Gedaagde vordert, naast afwijzing van de vordering van de VvE, onder andere een verklaring voor recht dat de huidige buitensituatie inclusief hek mag worden behouden.
Oordeel Kantonrechter
De kantonrechter beslist ten aanzien van het hekwerk aan zowel de voorzijde, als de lange zijzijde van het appartementengebouw dat deze niet verwijderd dienen te worden, omdat in redelijkheid niet kan worden volgehouden, dat dit hekwerk afbreuk doet aan het architectonische uiterlijk van het appartementengebouw en/of de rechten van de andere appartementseigenaren.
Ten aanzien van de wijze van het opleggen van de boete aan gedaagde overweegt de kantonrechter als volgt:
" Terugkomend op de hiervoor gedane vaststelling, dat [gedaagde] in strijd handelt met het splitsingsreglement, door de galerij voor haar appartement in te richten en/of te gebruiken als privéruimte, moet thans worden nagegaan of daarop een rechtsgeldig boetebesluit is genomen. De kantonrechter beantwoordt die vraag ontkennend. Daargelaten of de waarschuwingsbrief van 27 februari 2012 van het bestuur wel mag worden gelijkgesteld met de volgens artikel 39 lid 1 van het splitsingsreglement vereiste schriftelijke waarschuwing door de administrateur, blijkt uit niets dat de ledenvergadering daarna (dat wil zeggen nadat [gedaagde] geen gevolg had gegeven aan die waarschuwing) de in deze procedure bedoelde boete heeft opgelegd. Weliswaar is een dergelijk boetebesluit in de ledenvergadering van 13 februari 2012 in het vooruitzicht gesteld, maar dat besluit had dan op de eerstkomende ledenvergadering van 12 september 2012 moeten worden genomen, wat volgens de door VvE Kogerveld II overgelegde notulen niet is gebeurd. De ‘rekening’ van 16 mei 2012 was toen overigens al door het bestuur verstuurd.
In zoverre VvE Kogerveld II mocht hebben gemeend, dat de ledenvergadering op 13 februari al op voorhand had besloten om die boete op te leggen, wat overigens niet blijkt uit de tekst van de notulen, dan miskent zij dat deze gang van zaken niet strookt met de in het splitsingsreglement voorziene procedure. Anders gezegd: pas nadat [gedaagde] geen gehoor had gegeven aan de waarschuwingsbrief van 27 februari 2012 had de ledenvergadering mogen besluiten tot het opleggen van een boete. Daaruit volgt dat de boete wegens strijdigheid met het splitsingsreglement ten onrechte is opgelegd, zodat de vordering tot betaling daarvan als ongegrond moet worden afgewezen, met veroordeling van VvE Kogerveld II in de proceskosten”
De vordering van de VvE tot betaling van de boete wordt derhalve door de rechtbank afgewezen. De tegenvordering van gedaagde wordt gedeeltelijk toegewezen. De hekwerken aan beide zijden van het appartementengebouw mogen blijven staan, voor het overige wordt de vordering van gedaagde afgewezen.
Toelichting
Ter handhaving van de regels uit het splitsingsreglement is de mogelijkheid om aan de overtreder een boete op te leggen veelal een effectief middel. De wet bevat geen bepaling op grond waarvan de vergadering of het bestuur een boete aan een overtreder kan opleggen. De bevoegdheid om een boete op te leggen dient derhalve uit het splitsingsreglement voort te vloeien. In onderhavige uitspraak van de kantonrechter wordt bevestigd dat de besluitvormingsprocedure voorafgaand aan het opleggen van de boete strikt gevolgd dient te worden. Het moet voor de overtredende partij duidelijk zijn tot welk moment hij/zij een boete kan voorkomen. Hier blijkt, dat indien de procedure uit het splitsingsreglement tot het opleggen van de boete niet strikt wordt gevolgd, de boete wegens strijdigheid met het splitsingsreglement ten onrechte is opgelegd.
Bij splitsingsaktes waarin het Modelreglement 1992 of 2006 van toepassing is verklaard, zal de situatie zoals in de hierboven beschreven uitspraak zich niet snel voordoen. Artikel 41 lid 2 MR 2006 en artikel 29 lid 2 MR 1992 bepalen immers dat het bestuur zonder machtiging van de vergadering de overtreder een schriftelijke waarschuwing mag sturen. Als de overtreder hieraan binnen een maand geen gevolg geeft dan mag het bestuur, eveneens zonder machtiging van de vergadering, de overtreder een boete opleggen. MR 1973 en MR 1983 geven deze bevoegdheid exclusief aan de vergadering zodat in gevallen waar deze modelreglementen van toepassing zijn, onderhavige uitspraak toepasbaar kan zijn.
Volledige uitspraak: Rechtbank Haarlem, sector Kanton | 21 februari 2013 | LJN: BZ0096, zaak-/rolnummer: 580602/CV EXPL 12-8692