0%

In de praktijk wordt er met enige regelmaat een beroep gedaan op de waarde van een object, als bedoeld in de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de WOZ-waarde). Deze WOZ-waarde wil namelijk nog wel eens afwijken – naar boven toe – van de door een deskundige getaxeerde waarde vlak voor de peildatum. Aangezien die WOZ-waarde in de regel wordt vastgesteld door (het bestuursorgaan van) de gemeente die ook verantwoordelijk is voor het schadeveroorzakende besluit, denken aanvragers daarmee een goede kans te maken op een hogere planschadevergoeding.

Eisers zijn eigenaars van een woonboerderij. Aan het verzoek om planschadevergoeding hebben zij ten grondslag gelegd dat de bestemming van nabij de woning gelegen gronden bij het bestemmingsplan “Everskamp” van 25 november 2004, dat op 4 april 2007 in werking is getreden, is gewijzigd en dit tot schade in de vorm van waardevermindering van de woning heeft geleid.

Burgemeester en wethouders van Berkelland hebben het verzoek om planschadevergoeding voor advies voorgelegd aan een deskundige. De deskundige concludeert dat de planologische wijziging tot een planologische verslechtering heeft geleid en de waarde van de woning hierdoor op de peildatum van € 600.000,-- naar € 588.000,-- is gedaald. Op basis daarvan kennen burgemeester en wethouders aan eisers een vergoeding toe van € 12.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2007 tot de dag van uitbetaling.

Eisers zijn het met dit besluit oneens en maken bezwaar. Dit bezwaar wordt ongegrond verklaard, evenals hun beroep bij de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank), zodat eisers hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling).

Eisers betogen onder meer dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat, nu uit het taxatierapport van een taxateur in het kader van de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken niet valt af te leiden dat bij de taxatie van de WOZ-waarde van de woning rekening is gehouden met de criteria die voor de beoordeling van een verzoek om planschadevergoeding van belang zijn, in dat rapport geen grond is te vinden voor het oordeel dat het toegekende bedrag te laag is. Daartoe voeren zij aan dat uit het proces-verbaal van een zitting van het gerechtshof Arnhem van 1 december 2010 valt af te leiden dat, anders dan burgemeester en wethouders hebben gesteld, de planologische wijziging in het plangebied bij de vaststelling van die waarde is betrokken.

De Afdeling overweegt daarop dat uit de door eisers overgelegde stukken niet valt af te leiden dat bij het vaststellen van de WOZ-waarde van de woning naar de waardepeildatum 1 januari 2007 acht is geslagen op de criteria die voor een verzoek om planschadevergoeding van belang zijn. Dat, zoals eisers met verwijzing naar het daarvan opgemaakte proces-verbaal stellen, ter zitting van het gerechtshof Arnhem namens de heffingsambtenaar is medegedeeld dat de ontwikkeling van het industrieterrein Everskamp bij het opstellen van het taxatierapport van de taxateur is betrokken, leidt niet tot een ander oordeel, omdat daaruit niet valt af te leiden dat tevens rekening is gehouden met de maximale mogelijkheden van het aan het nieuwe bestemmingsplan voorafgaande planologische regime. Derhalve treft het beroep op de indicatieve betekenis van de bepaling van de WOZ-waarde voor de hoogte van de planschadevergoeding geen doel.

Naschrift

Op 27 juni 2012 heeft de Afdeling een uitspraak gedaan in zaak nr. 201104781/1/A2 (LJN BW9562), waarin de WOZ-waarde nog eens nadrukkelijk ter sprake is gekomen. In die uitspraak heeft de Afdeling overwogen, zoals zij eerder heeft overwogen bij uitspraak van 14 januari 2009 in zaak nr. 200801990/1 (LJN BG9781), dat bij de vaststelling van de WOZ-waarde geen rekening wordt gehouden met de maximale mogelijkheden van een planologisch regime, maar dat daarvoor vooral de feitelijke situatie bepalend is. Daarmee is die uitspraak krachtiger geformuleerd dan de onderhavige uitspraak. Aangezien ik die andere uitspraak van de Afdeling eveneens bespreek, volsta ik ermee daarnaar en in het bijzonder het naschrift te verwijzen.

LJN BW6899, zaak nr. 201109879/1/A2, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 30 mei 2012

Datum

02 Aug 2012