Een drietal overeenkomsten tussen een Nederlandse aannemer en een Duitse opdrachtgever, partijen verwijzen ieder naar hun eigen algemene voorwaarden, in de ene set algemene voorwaarden wordt een keuze voor Nederlands recht gemaakt, in de andere voor Duits recht. Welk recht is nu van toepassing, Nederlands of Duits recht? De rechtbank Gelderland zet in haar vonnis van 2 maart 2016[1] helder uiteen hoe te werk te gaan in dit soort gevallen.
Feiten
Een Duitse opdrachtgever verzoekt een Nederlandse aannemer om een offerte uit te brengen voor de bewerking van gewichten voor heipalen (zogenaamde slaggewichten). De Nederlandse aannemer brengt een offerte uit en verklaart daarbij haar algemene voorwaarden van toepassing. De Duitse opdrachtgever plaatst bestellingen waarbij zij verwijst naar algemene voorwaarden op de achterzijde van haar briefpapier. Partijen gaan drie overeenkomsten aan, voor de bewerking van drie gewichten. Bij de uitvoering van de overeenkomsten maakt de Nederlandse aannemer fouten in de maatvoering, met als gevolg dat de Duitse opdrachtgever schade lijdt waarvoor zij de Nederlandse aannemer aansprakelijk stelt. De aansprakelijkheid voor de schade wordt door de Nederlandse aannemer, onder verwijzing naar haar algemene voorwaarden, van de hand gewezen. Dit leidt tot een hoogoplopend geschil tussen partijen, dat bij de Rechtbank Gelderland aanhangig wordt gemaakt, door de Nederlandse aannemer, de Duitse opdrachtgever stelt tegenvorderingen in.
Bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank moet voordat zij aan de eigenlijke beoordeling van de geschillen tussen partijen toekomt, eerst beoordelen of zij als Nederlandse rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van geschillen nu daarbij ook een Duitse partij betrokken is. Is zij bevoegd, dan zal de rechtbank vervolgens moeten beoordelen welk recht van toepassing is, Nederlands of Duits recht. Pas als dat duidelijk is, komen de geschillen aan bod.
Rechtsmacht – de bevoegdheid van de rechtbank - wordt bepaald door verschillende factoren, waarbij geldt dat internationale instrumenten, zoals Europese verordeningen en Internationale verdragen, voorgaan op nationale wetgeving (art. 93 Grondwet). De rechtbank Gelderland komt op grond van de toepasselijke bepalingen in EEX-verordening-II[2] een verordening die onder meer ziet op de rechterlijke bevoegdheid, tot het oordeel dat zij bevoegd is. Verdere bespreking daarvan laat ik hier achterwege, interessanter in deze uitspraak is namelijk de beoordeling van de vraag, welk recht nu van toepassing is.
Welk recht van toepassing
Ook de vraag welk recht van toepassing is wordt bepaald door verschillende factoren, waarbij internationale instrumenten voorrang hebben op nationale; daarbij is mede van belang waar het geschil over gaat, in dit geval is dat een handelszaak, het kan ook familierecht zijn, arbeidsrecht of om vastgoed gaan.
1. Bij een overeenkomst gesloten tussen twee partijen die ieder uit een andere lidstaat van de Europese Unie komen, wordt de vraag naar het recht dat van toepassing is op de gesloten overeenkomst beoordeeld aan de hand van Verordening EG 593/2008[3] inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (aangeduid met ‘Rome I’).
2. Uit artikel 3 lid 1 van deze Rome I verordening volgt dat de overeenkomst wordt beheerst door het recht dat partijen hebben gekozen. Partijen hebben hier echter ieder een ander rechtsstelsel gekozen; zij verwijzen ieder naar hun eigen algemene voorwaarden, waarin een keuze voor Nederlands, respectievelijk Duits recht wordt gemaakt. Omdat partijen geen gezamenlijke rechtskeuze hebben gemaakt, moet dus eerst worden uitgemaakt welke algemene voorwaarden op de overeenkomsten van toepassing zijn.
Juist voor dit soort gevallen, waarin algemene voorwaarden ieder naar een ander rechtsstelsel verwijzen, of waarin überhaupt geen rechtskeuze is gemaakt, is de Rome I Verordening geschreven. Aan de hand van de Rome I Verordening wordt eerst bepaald welk recht van toepassing is op de overeenkomsten om zo te kunnen bepalen welke algemene voorwaarden van toepassing zijn. Vervolgens kan aan de hand van die algemene voorwaarden de overeenkomst naar dat recht worden beoordeeld.
3. Welke algemene voorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn, wordt beantwoord aan de hand van het recht dat op grond van Rome I, los van de rechtskeuze, van toepassing is op overeenkomsten. Dat volgt uit artikel 4 van de Rome I verordening. Op grond van artikel 4 lid 2 wordt een overeenkomst beheerst door het recht van het land waar de partij die de kenmerkende prestatie van de overeenkomst moet verrichten, haar gewone verblijfplaats heeft.
4. De kenmerkende prestatie in deze zaak is het bewerken van de gewichten voor heipalen, die de Nederlandse aannemer diende te verrichten. De Nederlandse aannemer heeft haar gewone verblijfplaats in Nederland zodat de overeenkomsten worden beheerst door Nederlands recht. Dat wil zeggen dat aan de hand van Nederlands recht moet worden bepaald, welke algemene voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomsten.
5. Volgens Nederlands recht moet dan worden gekeken naar de totstandkoming van de overeenkomsten. Op grond van artikel 6:225 lid 3 BW geldt dat als aanbod en aanvaarding naar verschillende algemene voorwaarden verwijzen, de eerste algemene voorwaarden van toepassing zijn, tenzij bij de aanvaarding de eerste algemene voorwaarden in het aanbod worden verworpen. Dit geldt ook als het aanbod is gevolgd op een uitnodiging om een aanbod te doen, zoals eerder werd bepaald in HR 13 juli 2001 (Hardstaal/Bovry). Dit wordt ook wel de ‘Fist Shot’ rule genoemd.
In deze zaak verzocht de Duitse opdrachtgever de Nederlandse aannemer om een offerte uit te brengen. De Duitse opdrachtgever heeft op dit verzoek geen algemene voorwaarden van toepassing verklaard. De Nederlandse aannemer hoefde deze dus ook niet te verwerpen. De Nederlandse aannemer brengt een offerte uit en verklaart haar voorwaarden van toepassing. Dat zijn dus de eerste algemene voorwaarden. Bij de aanvaarding van het aanbod heeft de Duitse opdrachtgever weliswaar haar voorwaarden bij uitsluiting van toepassing verklaard, maar daarbij niet de eerste algemene voorwaarden uitdrukkelijk verworpen. De Nederlandse algemene voorwaarden zijn daarom op de eerste overeenkomst van toepassing.
6. Nu waren er drie overeenkomsten. De eerste overeenkomst kwam tot stand nadat de Nederlandse aannemer een offerte had verstrekt, op basis waarvan de Duitse opdrachtgever een bestelling deed. Zie hiervoor. De tweede overeenkomst kwam tot stand doordat de Duitse opdrachtgever onder verwijzing naar de oorspronkelijke offerte, een bestelling plaatste, en de Nederlandse aannemer daarop nog een opdrachtbevestiging verzond. De derde overeenkomst kwam net zoals de tweede tot stand.
De rechtbank beoordeelde de totstandkoming van alle drie de overeenkomsten en kwam daarbij steeds tot het oordeel dat de Nederlandse voorwaarden van toepassing waren, hoewel de Duitse opdrachtgever nog had aangevoerd dat in haar voorwaarden staat ‘dat haar voorwaarden uitsluitend gelden’, en ‘dat zij geen andere voorwaarden of afwijkende bedingen erkent’. De rechtbank oordeelt dat een dergelijke afwijzing te algemeen is en dat dit niet is te beschouwen als een uitdrukkelijke van de hand wijzing waaruit duidelijk volgt dat andere voorwaarden worden afgewezen en welke voorwaarden worden afgewezen.
Bij de tweede (en derde) overeenkomst had de Duitse opdrachtgever aangevoerd dat zij bij het plaatsen van haar bestelling haar eigen voorwaarden van toepassing verklaard had en dat de Nederlandse aannemer in de opdrachtbevestiging niet uitdrukkelijk de Duitse voorwaarden van de hand had gewezen. Daarbij voerde de Duitse opdrachtgever aan, dat zij bij haar bestelling een concept-opdrachtbevestiging had gevoegd, waarin staat ‘dat haar Duitse voorwaarden als geaccepteerd gelden, als dat niet binnen vijf dagen wordt weersproken’. De rechtbank verwierp ook deze verweren; de bestellingen bij de tweede en derde overeenkomst waren gebaseerd op de offerte, waarbij de Nederlandse voorwaarden waren gevoegd en die waren bij beide bestellingen niet uitdrukkelijk van de hand gewezen. Daarnaast had de Nederlandse aannemer een eigen opdrachtbevestiging gebruikt, zodat aan het beding in de concept-opdrachtbevestiging (dat de Duitse voorwaarden als geaccepteerd gelden, als dat niet binnen vijf dagen wordt weersproken) geen betekenis toekomt.
In de noot bij deze uitspraak wijst mr dr S.A. Kruisinga erop dat de Nederlandse wettelijke regeling voor de Battle of Forms[4] ook wel de First Shot rule genoemd, niet in de pas loopt bezien vanuit Europees en internationaal verband, waar veelal de Knock Out rule gehanteerd wordt – dwz de laatste verwijzer wint.
Wat is hieruit te leren?
Wat deze uitspraak leert is dat het bij het aangaan van een overeenkomst goed is om te bekijken wiens voorwaarden daarop van toepassing zijn, waarbij het naar Nederlands recht zo is dat de voorwaarden van de eerste partij die daarnaar verwijst gelden, tenzij de andere partij de eerste voorwaarden uitdrukkelijk van de hand wijst. Dit geldt ook als het aanbod is gevolgd op een uitnodiging om een aanbod te doen. Maar bedenk dat Nederland in Europees en Internationaal opzicht daarbij uit de pas loopt, omdat daar meestal de laatste verwijzer de battle wint.
Verder is van belang te bekijken welk recht van toepassing is op de (uitvoering van de) overeenkomst, en desnoods, onafhankelijk van hetgeen in de algemene voorwaarden staat, daarover een eenduidige afspraak te maken (gezamenlijke rechtskeuze), zodat daarover geen geschil hoeft te ontstaan.
VOETNOTEN
[1] ECLI:NL:RBGEL:2016:1328, gepubliceerd in JOR 2016/150 voorzien van commentaar door mr dr S.A. Kruisinga
[2] Verordening (EU) nr 1251/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012, betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PbEU 2012,L 351), van toepassing met ingang van 10 januari 2015. Ook wel Brussel-I herschikking genoemd,
[3] Verordening (EG) nr 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Pb EU, L 177), ook wel Rome-I genoemd
[4] Welke algemene voorwaarden zijn van toepassing zijn als partijen verschillende algemene voorwaarden hanteren en beide partijen willen dat hun voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst