0%

Afwijzing homologatieverzoek WHOA akkoord

Op 8 februari 2022 heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld over een verzoek tot homologatie van een viertal WHOA akkoorden. Wat was er aan de hand?

Deze uitspraak handelt over door vier vennootschappen van hetzelfde concern afzonderlijk aangeboden akkoorden onder de WHOA. Om insolventie van het concern te voorkomen is besloten de verlieslatende vennootschappen te beëindigen door middel van liquidatieakkoorden. Het betreft vier verzoeken tot homologatie van de aangeboden akkoorden en toestemming om duurovereenkomsten eenzijdig te mogen opzeggen. De verzoeken zijn ingesteld onder de voorwaarde dat alle aangeboden akkoorden worden gehomologeerd. In deze uitspraak staat het verzoek van één vennootschap centraal.

Allereerst wordt opgemerkt dat de rechtbank voorbijgaat aan de zienswijzen die zijn ingediend. Feitelijk betreft het namelijk verzoeken tot afwijzing van de homologatie, waarvoor de route van artikel 383 lid 8 Fw moet worden gevolgd. Desgevraagd hebben de partijen die de zienswijzen hebben ingediend, verklaard dat zij geen verzoek tot afwijzing hebben ingediend omdat zij niet bereid zijn het daarmee gemoeide griffierecht te betalen. De rechtbank concludeert dat aldus geen verzoek tot afwijzing van de homologatie is ontvangen. De route van de indiening van zienswijzen leent zich dus niet voor een (verkapt) verzoek tot afwijzing van een homologatieverzoek.

Er zijn echter algemene afwijzingsgronden ex artikel 384 lid 2 Fw waardoor homologatie niet mogelijk is.

Ten eerste is er geen redelijke stemtermijn gehanteerd. De schuldeisers moesten in zeer kort tijdsbestek complexe informatie over de reikwijdte en impact van het akkoord doorgronden terwijl daarbij beperkte achtergrondinformatie was verschaft. Ook relevant is dat veel schuldeisers publiekrechtelijke rechtspersonen zijn zodat er rekening mee had moeten worden gehouden dat voor het uitbrengen van een stem veelal besluitvorming nodig is, hetgeen tijdrovend kan zijn. Bovendien hield het akkoord ook in een opzegging van duurovereenkomsten waarbij de betrokken schuldeisers zich onder meer de vraag moesten stellen of dat zou leiden tot schade en hoe daarmee zou worden omgegaan in het akkoord. Verzoekster heeft verklaard dat deze schadevorderingen zijn meegenomen in het akkoord, maar volgens de aangestelde observator is dat niet het geval. Niet is gebleken van een dermate urgente situatie die deze korte stemtermijn rechtvaardigt. Omdat de betreffende schuldeisers het akkoord niet hebben aanvaard levert de te korte stemtermijn een afwijzingsgrond op.

Daarnaast dient een WHOA-akkoord alle informatie zoals genoemd in artikel 375 Fw weer te geven. Het akkoord dient transparant te zijn en er moet sprake zijn van een compleet en helder dossier. Verzoekster heeft echter geen 'zuiver liquidatieakkoord' voorgelegd. Er is sprake van 'enige geruisloze overgang van bedrijfsactiviteiten', maar dat blijkt niet uit het akkoord. Daarnaast is de goodwill niet in de waardering van de activa meegenomen. Ook ontbreken een lijst met namen van stemgerechtigde schuldeisers, alsmede de betwiste bedragen en ook een opgave van alle schuldeisers die niet onder akkoord vallen met een toelichting daarop. Deze gebreken hadden tot een andere uitkomst van de stemming kunnen leiden. Het is zelfs de vraag of, als de hiervoor genoemde vorderingen wel waren meegenomen, het akkoord in deze vorm aangeboden had kunnen worden.

Tot slot heeft verzoekster diverse vorderingen niet meegenomen in het akkoord, hetgeen kan leiden tot nadelige gevolgen voor die schuldeisers. Aangezien het een liquidatieakkoord betreft, zullen zij geen verhaal meer kunnen nemen op het vermogen van verzoekster; de vennootschap wordt immers na homologatie ontbonden.

De slotsom is dat dit homologatieverzoek moet worden afgewezen. Vanwege de voorwaardelijkheid van de homologatieverzoeken hebben de andere vennootschappen geen belang meer bij de beoordeling van hun verzoeken. Die zullen daarom ook worden afgewezen.

Deze bijdrage werd eerder gepubliceerd op INS Updates (nummer 2022-0058). De volledige uitspraak is hier te lezen.