Partijen die in bestuursrechtelijke geschillen zonder juridische bijstand procederen, hebben vaak de neiging de adviezen van een door een bestuursorgaan benoemde of ingehuurde deskundige in twijfel te trekken, zonder te beschikken over deskundig tegenadvies dan wel goed onderbouwde, door feiten ondersteunde argumenten. In de onderhavige zaak is dat niet anders. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) maakt daar (opnieuw) korte metten mee.
Een eigenaar van een perceel met woning in Sint-Oedenrode heeft verzocht om vergoeding van schade, ten gevolge van een krachtens artikel 19 lid 1 WRO verleende vrijstelling van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan “Uitbreidingsplan in onderdelen voor de kom Nijnsel”, met gebruik waarvan een reguliere bouwvergunning is verleend voor het oprichten van een appartementengebouw tegenover zijn perceel.
Burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode hebben dit verzoek afgewezen na advies te hebben ingewonnen van de SAOZ, waarin is vermeld dat de vrijstelling niet tot een planologische verslechtering op het perceel heeft geleid. Volgens het advies zou, samengevat weergegeven, ook voor de planologische wijziging vanaf meer dan één bouwlaag inkijk hebben kunnen bestaan in de woning op het perceel en de zij- en achtertuin, zij het vanuit minder wooneenheden dan thans het geval is. De gevolgen voor de privacy van de eigenaar zijn, gelet op de redelijke afstand van de woning tot het appartementengebouw, de voorgeveloriëntatie en de tussenliggende weg, beperkt, aldus het advies. Verder doet zich volgens het advies een planologisch voordeel voor, omdat uitoefening van een bedrijf tegenover het perceel van de eigenaar met de daarbij komende milieuhinder, overlast en publieksaantrekkende werking niet langer mogelijk is.
De eigenaar maakt tegen dit besluit bezwaar. Dit bezwaar wordt door burgemeester en wethouders ongegrond verklaard. De eigenaar stelt tegen dat besluit beroep in bij de rechtbank ‘s – Hertogenbosch (hierna: de rechtbank), die het beroep gegrond verklaart en burgemeester en wethouders veroordeelt tot betaling van bij de eigenaar opgekomen planschade tot een bedrag ad € 10.000,00. De rechtbank heeft overwogen dat het advies van de SAOZ miskent dat het planologisch voordeel niet tegen het nadeel van verminderde privacy opweegt, zodat het besluit tot afwijzing van het verzoek om vergoeding van planschade dat in navolging van dat advies is genomen onvoldoende is gemotiveerd.
Burgemeester en wethouders gaan tegen deze uitspraak in hoger beroep bij de Afdeling en stellen daartoe dat de rechtbank heeft miskend dat het advies van de SAOZ zorgvuldig tot stand is gekomen en daaraan evenmin anderszins gebreken kleven, zodat het dat aan zijn besluitvorming ten grondslag mocht leggen. De Afdeling stelt burgemeester en wethouders in het gelijk.
Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld uitspraak van 24 december 2008 in zaak nr. 200802495/1 (LJN BG8247) mag het bestuursorgaan bij een besluit op een verzoek om vergoeding van planschade, indien uit het advies van een door hem geraadpleegde deskundige op objectieve en onpartijdige wijze blijkt, welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies zonder nadere toelichting niet onbegrijpelijk zijn, van de juistheid van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van dat advies naar voren zijn gebracht. De Afdeling overweegt dat het advies van de SAOZ blijkens hetgeen hiervoor is weergegeven, op de wijze als hiervoor bedoeld, inzicht biedt in de feiten en omstandigheden die de conclusie kunnen dragen dat de vrijstelling niet tot een planologisch nadeliger situatie op het perceel heeft geleid. Dat de eigenaar bij deze conclusie kritische kanttekeningen betreffende zijn privacy heeft geplaatst, brengt op zichzelf niet met zich dat burgemeester en wethouders daarop bij de besluitvorming niet mochten afgaan, nu die kanttekeningen geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies bieden.