Aanzegverplichting in de WWZ
Het per 1 januari 2015 ingevoerde artikel 7:668 BW bepaalt dat de werkgever de werknemer uiterlijk één maand voordat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt informeert over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst en bij voortzetting over de voorwaarden waaronder hij de arbeidsovereenkomst wil voortzetten. Dit artikel speelt een rol in de kwestie waarover de Kantonrechter Midden-Nederland zich recent heeft uitgelaten.Feiten
Werkgever en werknemer zijn op 2 januari 2014 een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar aangegaan. Op deze arbeidsovereenkomst is de CAO Groothandel in Levensmiddelen van toepassing. Artikel 17.3 van deze CAO luidt als volgt:De werkgever en de werknemer hebben in artikel 1.2 van de arbeidsovereenkomst opgenomen, dat de dienstbetrekking is aangegaan voor bepaalde tijd en dat deze van rechtswege eindigt zonder dat de vooropzegging of enige andere handeling vereist zal zijn op 31 december 2014. Verder is in artikel 1.3 van de arbeidsovereenkomst opgenomen:“Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan, zal aan de werknemer uiterlijk twee periodes voor het verstrijken van het dienstverband duidelijkheid worden gegeven over voortzetting of beëindiging van het dienstverband.”
Op 4 december 2014 deelt de werkgever werknemer mee, dat de arbeidsovereenkomst niet wordt voortgezet. De reden die de werkgever daarvoor opgeeft, is dat de werknemer bovenmatig veel ziektedagen heeft, dat er klachten van klanten zijn en dat hij in drie gevallen schade heeft gereden tot een bedrag van € 6.000,-.“Conform de bepaling in artikel 17.3 CAO Groothandel in Levensmiddelen wordt werknemer reeds nu de verlangde duidelijkheid verstrekt, dat het dienstverband conform de overeengekomen datum in artikel 1.2 wordt beëindigd.”
Vordering
De werknemer roept bij brief van 1 december 2014 de nietigheid van artikel 1.3 van de arbeidsovereenkomst in. Hij voert aan dat hem in tegenstelling tot de inhoud van voornoemd artikel 1.3 bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst uitzicht op een vaste dienstbetrekking is geboden en niet ten nadele van de werknemer van de CAO mag worden afgeweken. Hij vordert primair te verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 januari 2015 is verlengd met de periode van 1 jaar tot en met 31 december 2015. Subsidiair vordert de werknemer de werkgever te veroordelen om aan hem een compensatie te voldoen ter hoogte van 2 maandsalarissen. Met betrekking tot deze subsidiaire vordering zoekt de werknemer aansluiting bij de in artikel 7:668 lid 3 BW geregelde vergoeding. In artikel 7:688 lid 3 BW is opgenomen dat de werkgever aan de werknemer een vergoeding verschuldigd is, gelijk aan het bedrag van het loon voor één maand, indien de werkgever de aanzegverplichting niet nakomt.Uitspraak Kantonrechter
De Kantonrechter oordeelt dat de werkgever aan de in de CAO opgenomen vereiste aanzegverplichting heeft voldaan door artikel 1.3 van de arbeidsovereenkomst. De werknemer verbindt daaraan ten onrechte de gevolgtrekking dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst, danwel het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met de werkgever reeds van de baan was. De werkgever voert dan ook - naar het oordeel van de Kantonrechter - terecht aan, dat het hier alleen gaat om het geven van de door de CAO vereiste duidelijkheid, maar dat artikel 1.3 in de arbeidsovereenkomst niet wegneemt, dat partijen gedurende de loop van de arbeidsovereenkomst alsnog kunnen en mogen beslissen de arbeidsovereenkomst in enigerlei vorm voort te zetten. Vervolgens verwijst de Kantonrechter naar de aanzegverplichting, die per 1 januari jl. is opgenomen in de wet en waarop de werknemer zich beroept. Ten aanzien hiervan overweegt de Kantonrechter het volgende:“Ook in het geval artikel 7:668 Nieuw BW van toepassing zou zijn, zou het oordeel van de Kanonrechter niet anders zijn, nu er geen sprake zou zijn van strijd met een dwingende wetsbepaling die strekt ter bescherming van een der partijen bij een meerzijdige rechtshandeling. Terecht heeft de werkgever gewezen op het commentaar van de Minister, dat deze bepaling in zoverre twee kanten uitwerkt, dat de werkgever aan zijn kant het risico loopt dat een werknemer, die hij had willen behouden, vroegtijdig vertrekt. Daaruit volgt dat een werkgever tegelijkertijd met het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd al aan zijn aanzegverplichting kan voldoen.”