0%

Gepubliceerd op: 25 May 2016

Aansprakelijkheid voor kosten asbestsanering na brand

Aansprakelijkheid voor kosten asbestsanering na brand
Helaas staat er dagelijks wel een gebouw in Nederland in brand. De schadelijke gevolgen hiervan kunnen groot zijn. Zeker als daarbij asbest vrijkomt. Veel gebouweigenaren hebben een opstalverzekering. De praktijk wijst echter uit dat die in de meeste gevallen geen dekking biedt voor schade buiten de erfgrenzen. Dit, terwijl asbestdeeltjes zich niet houden aan de erfgrenzen, maar over een veel grotere afstand verspreid raken. Wie is verantwoordelijk voor de sanering daarvan? En nog belangrijker: wie draagt de kosten? De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) heeft hierover op 8 oktober 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:3643) een belangrijke uitspraak gedaan.

Achtergrond

In de nacht van 12 op 13 augustus 2013 is in een op het perceel van X gelegen en door hem gedreven inrichting brand uitgebroken. Als gevolg hiervan is asbest vrijgekomen, die zich zowel op het perceel als in de directe omgeving daarvan heeft verspreid. Op 15 augustus 2013 is door het college van burgemeester en wethouders van Grootegast aan X medegedeeld dat hij diezelfde dag op zijn minst een asbestverwijderingsbedrijf de opdracht dient te geven om vóór 17 augustus 2013 tot verwijdering over te gaan van asbesthoudende golfplaten van het dak van het bedrijfsgebouw én van astbestdeeltjes op nabij het perceel gelegen openbare terreinen. Aangezien X die opdracht op 16 augustus 2013 nog niet heeft gegeven, heeft de asbestsanering in opdracht van het college op diezelfde dag plaatsgevonden. Bij besluit van 16 augustus 2014 heeft het college zijn beslissing om op deze wijze spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens overtreding van artikel 17.1 lid 1 van de Wet milieubeheer op schrift gesteld. Bij besluit van 1 oktober 2013 heeft het college de kosten van de toepassing van spoedeisende bestuursdwang vastgesteld op € 15.910,--. X is het met beide besluiten oneens.

Spoedeisende bestuursdwang 

X heeft betoogd dat de als gevolg van de brand ontstane situatie op zijn perceel en in de directe omgeving daarvan niet zo spoedeisend was, dat onmiddellijk tot toepassing van bestuursdwang diende te worden overgegaan. Voor de beoordeling van deze situatie is van belang dat in artikel 17.1 van de Wet milieubeheer onder meer is bepaald dat, indien zich in een inrichting een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan dat nadelige gevolgen voor het milieu heeft of kan hebben, de drijver van die inrichting onmiddellijk alle redelijkerwijs te verlangen maatregelen dient te treffen om de gevolgen van dat voorval zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Niet in geschil is dat de brand in de inrichting van X een ongewoon voorval als bedoeld in artikel 17.1 lid 1 van de Wet milieubeheer is, waardoor nadelige gevolgen voor het milieu zijn ontstaan of dreigden te ontstaan. Ook niet in geschil is dat X als drijver van de inrichting heeft nagelaten om tijdig opdracht te geven voor verwijdering van onder meer de asbestdeeltjes teneinde de nadelige gevolgen te voorkomen danwel zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. X heeft hierdoor in strijd met de in artikel 17.1 lid 1 van de Wet milieubeheer neergelegde zorgplicht gehandeld, zodat het college bevoegd was om ter zake handhavend op te treden. Belangrijke omstandigheden die maakten dat spoedeisende bestuursdwang gerechtvaardigd was – welke omstandigheden zich overigens in meerdere gevallen van asbestverontreiniging na brand zullen voordoen – waren:
  • dat de asbestdeeltjes op de openbare terreinen en de asbesthoudende golfplaten op het perceel van X een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en het milieu vormden;
  • dat de asbesthoudende golfplaten na de brand dermate beschadigd waren en verspreid lagen in de omgeving van het bedrijfsgebouw, dat de kans op vezelemissie groot was;
  • dat het risico op verspreiding van de asbestdeeltjes groot was, omdat voetgangers, fietsers of motorvoertuigen de openbare terreinen zouden kunnen betreden of de wind op de asbesthoudende golfplaten vat zou kunnen krijgen; en
  • dat nabij het perceel een horeca-inrichting was gesitueerd, hetwelk een risicoverhogende factor was.

Kostenverhaal

X heeft zich vervolgens verzet tegen het kostenverhaal. Volgens X kon hem ten aanzien van de brand en de daardoor ontstane asbestverontreiniging geen verwijt worden gemaakt en heeft het college bij de opdrachtverstrekking voor de asbestsanering vanuit het algemeen belang gehandeld. Volgens X was er geen sprake van dat hij jegens de gemeente een onrechtmatige daad ex. artikel 6:162 BW zou hebben gepleegd. De ABRS heeft hierop overwogen dat X in strijd met artikel 17.1 van de Wet milieubeheer heeft gehandeld en dat hem zodoende een verwijt kan worden gemaakt. De omstandigheid dat zijn verzekeraar hem nog geen uitsluitsel had gegeven over de dekking van de schade, belette hem niet om tijdig opdracht voor de noodzakelijke asbestsanering te geven. Dat de gemeente vanuit het algemeen belang heeft gehandeld, doet hier evenmin aan af. Voor de mogelijkheid om gemaakte kosten van (spoedeisende) bestuursdwang is irrelevant of die kosten ook langs civielrechtelijke weg op de voet van artikel 6:162 BW kunnen worden verhaald.

Vaststelling van de kosten

Tot slot heeft X gesteld dat de kosten van de in het kader van de spoedeisende bestuursdwang verrichte saneringswerkzaamheden buitensporig hoog zijn vastgesteld. Aangezien X dit betoog niet met concrete gegevens heeft onderbouwd, heeft de ABRS hiermee korte metten gemaakt. Als X zijn stelling wel met concrete gegevens had onderbouwd, had hij zijn schade hiermee mogelijk nog kunnen beperken.

Advies

Zodra er sprake is van brand waarbij verontreinigende stoffen vrijkomen, zoals maar niet beperkt tot asbestdeeltjes, is het advies om direct maatregelen te treffen om (verdere) verspreiding daarvan zoveel mogelijk te voorkomen, te beperken en ongedaan te maken. Daarbij is irrelevant of sprake is van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer. Artikel 1.1a van de Wet milieubeheer kent immers een algemene zorgplicht. Hierin is bepaald dat eenieder – dus niet alleen een drijver van een inrichting – voldoende zorg voor het milieu in acht neemt én dat eenieder die weet of kan weten dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden of zijn veroorzaakt eveneens alle redelijkerwijs te verlangen maatregelen dient te treffen om de gevolgen hiervan zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Dat de verzekeraar nog geen uitsluitsel heeft gegeven over de dekking van de schade of dat wel heeft gedaan en geen dekking biedt, is evenmin van belang. Eigenaren van gebouwen waarin asbest is verwerkt, lopen dan ook een risico. Dat kan een beweegreden zijn om tot sanering over te gaan. Niet onbelangrijk om te vermelden is dat asbestdaken sowieso vanaf 2024 verboden zijn. Als deze daarom nu al worden verwijderd, kan gebruik worden gemaakt van de Subsidieregeling verwijderen asbestdaken; in 2016 is hiervoor € 10 miljoen beschikbaar (subsidieplafond). Dit, terwijl degene die na 2024 nog een asbestdak heeft gedwongen kan worden deze te verwijderen zonder gebruik te maken van een subsidie.

Datum

25 May 2016