In het hoger beroep van de uitspraak van de Rechtbank ’s-Hertogenbosch van 22 maart 2012 (Rb. ’s-Hertogenbosch 22 maart 2012, ECLI:NL:RBSHE:BZ1660) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State nogmaals bevestigd, in lijn met eerdere uitspraken, dat aan een planschaderisicoanalyse geen rechten kunnen worden ontleend.
De rechtbank heeft overwogen dat een planschaderisicoanalyse, zoals door Kafi Advies Veldhoven B.V. gemaakt, in zijn algemeenheid van meer globale aard dan de beoordeling van een aanvraag om een tegemoetkoming in planschade is en voorafgaand aan het schadeveroorzakend besluit wordt gemaakt, zodat geen peildatum bekend is en geen uitvoerige taxatie plaatsvindt. De rechtbank heeft voorts overwogen dat in de planschaderisicoanalyse van Kafi, anders dan in de adviezen van Grontmij B.V., bij de planologische vergelijking ten onrechte mede de feitelijke situatie is betrokken.
De Afdeling onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat aan de planschaderisicoanalyse van Kafi van 14 augustus 2008 niet de door Selligheyt 9 B.V. gewenste betekenis kan worden toegekend. Daarbij is van belang dat in die planschaderisicoanalyse uitdrukkelijk is vermeld dat het gaat om een indicatie van de mogelijke planschade. Derhalve kan het verschil met de taxatie van Grontmij, daargelaten de betekenis van het door de rechtbank bedoelde gebrek in de planschaderisicoanalyse van Kafi, niet tot de conclusie leiden dat het college die taxatie niet aan de besluitvorming ten grondslag had mogen leggen. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat die planschaderisicoanalyse in de bezwaarfase aan Grontmij is voorgelegd en dat Grontmij, gezien het verweerschrift in bezwaar, daarop te kennen heeft gegeven dat die planschaderisicoanalyse niet aan de adviezen van 19 april 2010 afdoet.
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 20 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ1660
Lees meer over: